Op zijn 36ste is Fabio Quagliarella op weg om zich tot topscorer van de Serie A te kronen. De populariteit van de Sampdoria-spits neigt langzaam naar die van een cultheld. Zeker sinds in 2017 aan het licht kwam dat hij in zijn mislukte Napoli-tijd geterroriseerd werd door een stalker.
‘Hij is niet in staat om een normale goal te maken, dat is waarom we van hem houden. Hij laat de hele stad dromen.’ Het zijn twee vertaalde passages uit Quagliarella Bum Bum, een liedje dat de supporters van Napoli in elkaar flansten toen Fabio Quagliarella daar in 2009 een vijfjarig contract tekende. Een sprookjeshuwelijk. Quagliarella was een kind van de streek, opgegroeid in Castellammare di Stabia, net buiten Napels, maar genoot het grootste deel van zijn voetbalopleiding bij Torino. Dat de verloren zoon op zijn 26ste – na periodes bij Ascoli, Fiorentina, Sampdoria en Udinese – eindelijk het shirt van zijn club kon aantrekken, bracht de hele baai van Napels in een extase die deed denken aan de Maradona-gekte uit de jaren tachtig. Die kreeg toen ook een eigen lied.