Bram van Polen is bezig aan zijn laatste weken als profvoetballer. De 38-jarige aanvoerder van PEC Zwolle stopt na dit seizoen. Van Polen legt uit hoe hij tot die beslissing is gekomen.
BESLISSING
‘Het heeft altijd in mijn achterhoofd gezeten om toch nog een jaartje door te gaan. Er waren ook moment waarop ik dacht: ik doe het gewoon. Na Ajax-uit bijvoorbeeld. We speelden daar met 2-2 gelijk door een late goal van Lennart Thy. In de kleedkamer heb ik echt even zitten genieten. Van het gevoel dat we samen hadden, de euforie in de Arena. Dat was een mooi moment. Toen dacht ik even: ik ben eigenlijk gek als ik ermee stop. Toen twijfelde ik wel. In de maanden daarna ging het een beetje op en af. Het verschilde per week. Continu wikken en wegen. Er is niet een moment geweest waarop ik dacht: en nu stop ik. Iedereen hier wist ergens ook wel dat het ging gebeuren, denk ik.’
‘Ik ben iemand die graag de controle houdt. Daarom ben ik blij dat ik het op mijn manier en op mijn moment bekend heb kunnen maken. Iedereen heeft er wel een mening over. Dan hoor ik: ga zo lang mogelijk door of stop pas als je op de bank terechtkomt. Maar dan wordt de keuze min of meer voor je gemaakt. Nu maak ik de keuze. Ik speel vaak en draai een stabiel seizoen. Daarom vond ik dit een mooi moment. Dat is ook gewoon een gevoel dat ik heb.’
Ik wil meer die vrijheid voelen, dat niet meer alles in een voetbalritme gaat
‘Ik wil mezelf ook buiten het voetballer zijn ontwikkelen. Daar ben ik steeds meer mee bezig. Mijn gezin moet altijd maar mee in het ritme van Bram de voetballer. Dat wil ik ze niet meer aan doen. Ik wil die zaterdagochtend bewaren voor mijn dochters. Ik wil gewoon lekker naar die hockeywedstrijden. Al moet ik nog wel de regels leren, hoor. Als ik fluit bij hockey ben ik een soort Bas Nijhuis, ik laat alles doorgaan. De dingen buiten het veld gaven wel de doorslag. Kijk, ik doe er vaak lacherig over en drink ook een biertje of een wijntje, maar je geeft als voetballer wel veel op. Dat doe ik ook. Je moet genieten wanneer het kan, maar ik leef wel voor mijn sport. Als we zondag spelen, dan gaat vanaf donderdag het hele gezin in een soort focus richting de wedstrijd. Dan staat alles in het teken daarvan. De kinderen uit de buurt eten allemaal op zaterdag patatjes, maar wij niet omdat ik dan op zondag moet spelen. ‘Hè, weer pasta’, hoor ik dan. Ik wil meer die vrijheid voelen, dat niet meer alles in een voetbalritme gaat.’