De gevolgen van de Europese geldverdeling zijn vooral in de subtopcompetities steeds beter merkbaar. Een paar clubs scheiden zich in hoog tempo af van de rest. En dit is nog maar het begin. Een eerste blik op de vernieuwde Champions League voorspelt weinig goeds voor de Eredivisie.
Tussen 2018 en 2021 pakte Ajax 167 miljoen euro aan UEFA-premies. PSV ontving in die periode 49 miljoen uit Nyon. Feyenoord en AZ kregen nog een stuk minder. Drie jaar geleden voerde de Europese bond de Champions League-beloningen enorm op met als gevolg snel groeiende verschillen in vooral de subtopcompetities, waar maar één of twee ploegen toegang krijgen tot het miljardenbal. Doordat de voetbaleconomieën in bijvoorbeeld Nederland, België, Oostenrijk, Zwitserland en Rusland vooral door lagere tv-gelden veel kleiner zijn dan die in de toplanden, hebben de Europese premies relatief veel invloed op de concurrentieverhoudingen. Vooral wanneer dezelfde ploeg uit een land als enige een paar keer achter elkaar meedoet in de Champions League, lopen de verschillen snel op. Hier breidt het demarrerende Ajax zijn financiële voorsprong verder uit, nu het voor het derde jaar op rij als enige Nederlandse afgevaardigde schittert op het hoogste podium. Voor de Amsterdammers is dat natuurlijk prachtig. Maar de vraag is wel wat het UEFA-beleid op termijn betekent voor de Eredivisie.