TOP Oss ligt op play-offkoers. Trainer Klaas Wels zag de realiteit onder ogen en smeedde een elftal dat on-Nederlands resultaatvoetbal speelt. Inmiddels lonkt een bekroning.
Drie kinderen graaien in de rust in een zakje chips, een oudere man lurkt aan een sigaar. Ze weten dat de saaie eerste helft van TOP Oss-FC Volendam ongetwijfeld een passend vervolg zal krijgen. Ze zijn hier dit seizoen immers niet voor het eerst. Op het veld dartelen elf kinderen in gele hesjes tegen elf kinderen in blauwe hesjes. Een nietszeggend wedstrijdje met spelertjes die plezier uitstralen, die zonder instructies achter een bal aan rennen. Als er van de kant een seintje komt om de doelen op te ruimen, wordt het authentieke potje jeugdvoetbal bruut afgebroken. Ze moeten plaatsmaken voor 22 volwassen mannen die een typische 0-0 wedstrijd dienen te vervolgen. TOP-Volendam is kijken naar het grote niets. Voor spektakel moet je niet in Oss zijn, het is algemeen bekend.
TOP Oss-trainer Klaas Wels bekijkt het van de positieve kant. ‘Er is geen concurrent ingelopen’, merkt hij zonder te verblikken of verblozen op. Wels straalt volop uit dat hij content is met de 0-0. ‘Ik ben niet tevreden over het vertoonde spel uiteraard, maar wel met het resultaat.’ Het is de nieuwe werkelijkheid in Oss. ‘Vond jij ons de bovenliggende partij?’, zoekt Wels zijn gelijk. Het antwoord is negatief. ‘Dat bedoel ik. Dan ga ik dus voor een punt. Dat heb ik geleerd in de loop der jaren. In mijn eerste seizoen stonden we op 1-1 tegen De Graafschap, namen we risico’s om te winnen en gingen we er met 1-4 af. Een vriend van mij vroeg: “Klaas, wat ben jij een lul! Waarom deed je dat?” Hij had gelijk. Wij zijn TOP Oss en hadden tevreden moeten zijn met 1-1. Als ik zie dat we niet goed genoeg zijn, en dat was vanavond zo, dan moet je het maximale eruit halen.’
Wels is een bezeten en gedreven oefenmeester. Een enthousiast verteller ook en een prettige gesprekspartner, die stiekem een ander idee over voetbal heeft dan dat hij zijn spelers wekelijks vraagt uit te voeren. ‘Mijn trainershart huilt’, geeft hij toe als zijn bewierookte 5-3-2-systeem ter sprake komt. ‘Maar ik win liever dan dat ik complimenten krijg voor de manier van spelen.’