Moet het Nederlands elftal tijdens het EK aantreden in 5-3-2 of 4-3-3? Na moeizame potjes tegen Schotland (2-2) en Georgië (3-0) is Het Systeem punt van nationale discussie. Vijf argumenten voor en vijf argumenten tegen de aangepaste speelwijze van bondscoach Frank de Boer.
Op zichzelf is een stroeve oefencampagne geen enkele reden tot zorg. Vrijwel ieder memorabel toernooi van het Nederlands elftal begon met een voorbereiding vol vraagtekens. In de laatste wedstrijd voor het WK 1974 werd gelijkgespeeld tegen Roemenië. Richting het gouden EK van 1988 werd 2-1 verloren van Bulgarije. Ook het eerste groepsduel met de Sovjet-Unie werd destijds een fiasco. Toen in aanloop naar het WK 2010 wél een voetbalshow werd weggegeven tegen Hongarije zorgde het uitvallen van Arjen Robben alsnog voor nationale paniek. Aan het laatste eindtoernooi van Oranje in 2014 gingen povere optredens tegen Ecuador (1-1), Ghana (1-0) en Wales (2-0) vooraf.
De bondscoach van destijds adviseerde die van nu vooral door te gaan op zijn ingeslagen pad. Louis van Gaal beweerde in De Volkskrant zelfs dat 5-3-2 in zijn ogen het beste systeem is. Die steun van zijn leermeester kon Frank de Boer goed gebruiken na een wedstrijd tegen Schotland waarin de nieuwe formatie dramatisch uitgevoerd werd. Oranje hield vijf verdedigers achter tegen twee aanvallers en kwam daardoor elders op het veld drie man tekort. Nederland kreeg daardoor geen moment druk op de bal. Tegen Georgië was op dat vlak progressie zichtbaar. Vanuit de defensie werd vaker naar voren gestapt. De Boer stipte dat positieve punt uitvoerig aan, maar de vraag is hoeveel houvast een 3-0 zege op de nummer 91 van de wereldranglijst biedt. Het antwoord daarop volgt zondag tegen Oekraïne.
Tijd om verder te testen richting die eerste groepswedstrijd is er niet meer. De balans moet opgemaakt worden op basis van de optredens tegen Schotland en Georgië. In deze analyse kruipen we in het hoofd van de bondscoach door de voordelen en nadelen van het nieuwe systeem tegenover elkaar af te zetten.