Tot een paar minuten geleden tikte ik een column over de jas van Ron Jans. Dit is wat ik tot nu toe schreef:
Al eerder schreef ik hier over de jas van Dick Advocaat. Een legendarische jas, met de zakjes vlak onder zijn tieten. Maar nu is er een nieuwe jas. Die van Ron Jans. Het is een jas waar je in woont. Een kleine eengezinswoning met zakken en een kraag als een reddingsboei. Vlak onder de rechteroksel zit de badkamer. Het is een jas die niet wordt gedragen, maar die eventueel een mens tolereert. Zo’n dominante jas moet je aan kunnen.
Ron Jans kan dat niet. Afgelopen zondag tijdens FC Twente-NEC zag Jans er een wedstrijd lang uit als een drenkeling met een opgeblazen reddingsvest. Zo keek Ron ook. Alsof hij ergens midden in de Atlantische Oceaan wachtte op een overdrijvende luchtballon of een vrachtschip. Ik miste het blaaspijpje waarmee je de jas kunt opblazen.
Machteloosheid in een te grote jas ziet er aandoenlijk uit. Jans heeft een prettig imago. Hij houdt van de goede muziek, staat bekend als liefhebber van precies de juiste, relevante bands en houdt zelfs van hiphop, wat hem trouwens op een levenslang vliegverbod naar de VS kwam te staan. Ik sluit niet uit dat Ron na zijn roemloze vertrek uit Amerika heeft gedacht: Ik doe nooit meer een baseball-pet op, ik ga me kleden als een Scandinavische poolreiziger.