Frans Körver: 'Ik trainde zoals ik speelde: keihard'
© Pro Shots
PRO

Frans Körver: 'Ik trainde zoals ik speelde: keihard'

Frans Körver is op 87-jarige leeftijd overleden. In 2015 ging VI voor de rubriek Balverliefd op zoek naar de zachte kant van een van de hardste trainers die Nederland ooit heeft gekend. Vanwege het overlijden van Körver bieden we dit verhaal nu gratis aan.

Het is dinsdagochtend, even voor half negen, en in Roermond trapt Frans Körver kordaat door de straten. Sportschoenen onder een spijkerbroek, de ogen vol vuur. Hier fietst een jongeman van 77 jaar. Ooit was hij een gevierd trainer. Hij joeg FC Wageningen, Fortuna Sittard, VVV, De Graafschap en MVV (twee keer) naar de Eredivisie. Zes promoties in totaal, een record dat niet gauw zal worden verbroken. ‘Zeven’, corrigeert Körver droogjes. Hij doelt op de amateurs van Wilhelmina ’08 uit Weert, die hij begin deze eeuw naar de Zondaghoofdklasse bracht. ‘Die vergeten ze altijd, maar dat was de knapste van allemaal.’

Körver had destijds al afscheid genomen van het betaalde voetbal. Een paar jaar later keerde de oud-keeper van MVV ineens weer terug in de dug-out van het diep gezonken Fortuna, maar daarvan kon zelfs de oude tovertrainer geen chocola meer maken. Toen spelers hem almaar meewariger begonnen aan te staren in de kleedkamer en de supporters achter de goal steeds vaker ‘ouwe lul’ naar hun eigen coach begonnen te zingen, vond Körver het mooi geweest. Dat was in 2007. Daarna verdween een van de meest kleurrijke figuren uit het Nederlandse betaalde voetbal in de zelfverkozen anonimiteit. Journalisten die hem belden, hoorden niet zelden binnen een paar tellen nog slechts het geluid van een afgebroken telefoongesprek. Het hoefde niet meer voor Körver, hij was klaar met de aandacht. Maar nu wil hij dan toch nog eens meewerken aan een verhaal. Over zijn nieuwe leven, als vrijwilliger bij seniorenontmoetingsplaats ’t Paradies in hartje Roermond. ‘Ik doe dit niet voor mezelf’, verklaart de Limburger zijn eenmalige comeback in de media, terwijl hij zijn fiets parkeert. ‘Maar voor de andere vrijwilligers en de mensen van ’t Paradies. Zij verdienen de aandacht.’

‘Voor mij is dinsdag de mooiste dag van de week. Eerlijk waar, ik ben zo enthousiast als een klein kind’

Elke dinsdag meldt hij zich in ditzelfde pand, dat multifunctioneel centrum heet en ook precies zo ruikt en eruitziet. Körver hoeft pas om twaalf uur te beginnen, maar zoals altijd is hij veel te vroeg. Nog vóórdat de schuifdeuren opengaan voor 55-plussers uit Roermond en omstreken. ‘Voor mij is dit de mooiste dag van de week. Op zondag begin ik me altijd al te verheugen. Eerlijk waar, ik ben zo enthousiast als een klein kind.’ Het is tweeënhalf jaar geleden dat hij hier voor het eerst binnenkwam. De gepensioneerde voetbalcoach vulde zijn dagen met tuinieren, wandelen en fietsen, maar er ontbrak iets. Echtgenote Thea gaf hem een tip. ‘Ga anders eens kijken bij ’t Paradies.’ Haar man keek haar onbegrijpend aan. ‘Naar die ouwe lullen? Wat moet ik daar?’ Voor de vorm besloot Körver toch even een kijkje te nemen. ‘Tien stappen later was ik om.’

Tijdens de computerles lijken de heren de functie van een muis nog niet helemaal door te hebben.
Tijdens de computerles lijken de heren de functie van een muis nog niet helemaal door te hebben.

Straks is er tijd om te praten, nu moet er met tafels en stoelen worden geschoven. Eerst zet Körver in een ruimte alles klaar voor de computerles. Daarna zorgt hij dat in het lokaal ernaast de deelnemers  aan de cursus linedancen ook uit de voeten kunnen. Op het programmablaadje prijkt een uiteenlopend maandmenu: Alzheimercafé, Aquarellerenclub, Geheugentraining, Kienen, Kruisjassen. Gesprekken over het thema Thuiskomen, Lezing over de Weense cultuur. En zo gaat het maar door. Vanaf negen uur druppelen de bezoekers binnen, de een wat vlotter dan de ander. Er zijn rolstoelers en scootmobielers bij. Gastheer Körver begroet zijn ‘jongens en maedjes’ – die vaak ouder zijn dan hijzelf is – joviaal bij de deur. Wenst ze een gelukkig nieuwjaar, informeert naar hun gesteldheid en wijst ze indien nodig de weg. Naast de lokaaltjes voor specifieke activiteiten is er een centrale ruimte, waar al gauw tientallen senioren zijn samengekomen om te kaarten, te dammen of gewoon te kletsen. Körver blijft staan bij de biljarttafels. Op verzoek stoot hij een paar ballen weg, maar niet van harte. ‘Ik kan er geen reet van.’ En dan doet hij het liever niet. Körver vindt spelletjes alleen leuk als hij kan winnen. Zijn Thea kan erover meepraten. ‘Thuis doen we regelmatig rummikub, scrabble of jokeren. Nou, dat gaat erop, hoor.’

‘Frans kon enorm tekeergaan, soms ging hij over het randje. Maar hij was puur, veel meer dan al die trainers van nu. Dat zijn allemaal geldwolven’

Rob Vogelzang, secretaris van de biljartclub, hoort het geamuseerd aan. De gepensioneerd vrachtwagenchauffeur knipperde een paar keer met zijn ogen op de dag dat hij hier niemand minder dan Frans Körver tegen het lijf liep. Als voetbalgek had hij altijd een zwak gehad voor de besnorde ijzervreter. ‘Frans was een vechter, een keiharde werker en een man van het volk. Hij kon enorm tekeergaan, soms ging hij over het randje. Ik heb hem vaak genoeg de longen uit zijn lijf horen schelden. Maar hij was puur, veel meer dan al die trainers van nu. Dat zijn allemaal geldwolven. Ze worden ontslagen en gaan met miljoenen naar huis. Frans was een jongen van de gestampte pot. Ik vind het hartstikke fijn hier met hem over voetbal te kunnen praten. Dat begint er meestal mee dat een van ons zegt: “God, wat is dat Fortuna toch slecht!” En dan kunnen we een hele tijd vooruit. Van voetbal heeft hij meer verstand dan van biljarten.’

Met de secretaris van de biljartclub, Rob Vogelzang: ‘Van voetballen heeft hij meer verstand.’
Met de secretaris van de biljartclub, Rob Vogelzang: ‘Van voetballen heeft hij meer verstand.’

Körver staat zijn keu hoofdschuddend af aan een ander en maakt een rondje langs de kaarttafels. Bij één klaverjasgroepje fungeert hij als vaste reserve. ‘Tegenwoordig kunnen we Frans er goed bij hebben’, zegt de 61-jarige Niels. ‘Hij kan slecht tegen zijn verlies, hè? In het begin was hij soms iets te fanatiek. Zat-ie stevig te vloeken als het even tegenzat. Nu is hij al wat rustiger.’ Als Körver zijn inspectierondje heeft gemaakt, posteert hij zich op een stoel aan de leestafel. Vanachter zijn kop koffie houdt hij alles om zich heen goed in de gaten. Körver neemt zijn taak serieus. ‘Ouderen zijn gevaarlijk hoor, pas op. Ze vliegen elkaar om het minste of geringste in de haren. Zie je die dikke daar, bij het raam? Wil nog weleens vervelend worden. Die hou ik altijd extra goed in de gaten.’

Bij het klaverjasgroepje fungeert Frans Körver als vaste reserve. ‘In het begin was hij soms iets te fanatiek, zat-ie stevig te vloeken.’
Bij het klaverjasgroepje fungeert Frans Körver als vaste reserve. ‘In het begin was hij soms iets te fanatiek, zat-ie stevig te vloeken.’

Deze ochtend glijdt kalmpjes voorbij. Geen gekibbel in ‘t Paradies, de klassieke stukken en Duitse schlagers op de achtergrond worden slechts sporadisch overstemd door gejuich na een winnende kaartslag. Gelukkig geeft het Körver de tijd nog eens rustig over zijn verleden te praten. Over zijn jeugd in Schinnen, het dorpje in Zuid-Limburg waar de wijde wereld heel ver weg leek. Waar hij een opleiding volgde tot schilder, maar zichzelf op zijn zestiende diep onder de grond terugvond. Opgesloten in de mijnen, net als zijn vader. De verlossing kwam via het voetbal. De ambitie van de jonge Körver, een onverschrokken doelman, werd aangewakkerd tijdens een stage bij Roda Sport. Per fiets toog hij van Schinnen naar Kerkrade, naar de voorloper van het latere Roda JC. Na anderhalf uur trappen was hij op de plek van bestemming. Bij Roda Sport, een van de deelnemers aan het net in Nederland opgestarte betaalde voetbal, kwamen de spelers op scooters naar de training. De jonge keeper wist niet wat hij zag. En kon zijn oren niet geloven toen hij de andere voetballers hoorde praten over zaken als techniek en tactiek. Maar het mooist van alles vond hij nog wel hun rugnummers. ‘Rugnummers!’, roept Körver uit, een twinkeling in zijn ogen. Klaverjassers van verschillende tafeltjes kijken verbaasd om. ‘Ja, dat zegt jou waarschijnlijk niks meer, jongen, maar voor mij was dat wat! Thuis vroeg ik mijn moeder meteen of ze een grote 1 op mijn keeperstrui wilde naaien. Dat shirt deed ik niet meer uit. Ik sliep ermee en ik stond ermee op.’

‘Bij MVV trainde ik vier keer per dag. Trainer George Knobel kwam speciaal voor mij al om zeven uur ’s ochtends naar de club’
Als doelman van MVV met trainer George Knobel, begin jaren zeventig.
Als doelman van MVV met trainer George Knobel, begin jaren zeventig.

Tegenvaller was dat de trainer van Roda vond dat hij ‘er geen klote van kon’, maar Körvers besluit stond vast: hij zou beroepsvoetballer worden. Toen hij in Sittard een café met de naam Sittardia zag liggen en in de veronderstelling verkeerde dat het een clubhuis van de gelijknamige voetbalclub was, stormde hij resoluut naar binnen. Er bleek sprake van een misverstand, maar de barman had wel de juiste contacten. Hij regelde een stage voor Körver. De jongeling knokte zich binnen de kortste keren in het doel en zou bij Sittardia en later MVV uitgroeien tot een gewaardeerde clubkeeper. Ook toen dreef hij op zijn karakter. ‘Ik was een trainingsbeest. Bij MVV trainde ik vier keer per dag. Trainer George Knobel kwam speciaal voor mij al om zeven uur ’s ochtends naar de club. Dan gingen we samen tekeer op dat veld. Vooraf gooide ik dan even wat emmers water leeg in het strafschopgebied. Om de Limburgse leemgrond wat zachter te maken, maar ook omdat ik het heerlijk vond om door de blubber te glijden. Ik was een echte modderkeeper.’ Zijn doelgebied was heilig voor Körver. Tegenstanders die het waagden in zijn territorium te komen, hadden een probleem. ‘Ik heb er geregeld eentje een knal verkocht. Piet Keizer ging ook eens gestrekt. De grote Piet Keizer van Ajax, uitgeteld op de grond. Maar die bal was voor mij. En daar ging het om.’

Hij stopte met voetbal nadat het noodlot ongenadig had toegeslagen. Zijn vrouw overleed aan kanker. Op zijn 36ste bleef Körver achter met de zorg voor drie kinderen. Hij verdween even uit het voetbal, maar keerde ook heel snel erin terug als trainer. Zijn karakter was onveranderd. ‘Ik trainde zoals ik speelde: keihard.’ Hij zweepte de Belgische Tweedeklasser SK Tongeren dusdanig op dat het bescheiden clubje de bekerfinale haalde. Jos Daerden, destijds speler onder de Nederlandse coach, vertelde vorig jaar in Het Nieuwsblad hoe koning Boudewijn in de rust uit de kleedkamer werd gejaagd. Voor dergelijke flauwekul had Körver geen tijd, er moesten spelers worden toegesproken. ‘De koning kan mij gestolen worden’, luidde de niet mis te verstane boodschap.

De toon voor een markante trainersloopbaan was gezet. Gepassioneerder dan Körver werden ze niet gemaakt. Hij lag smekend op de kleedkamervloer, stond schreeuwend langs de lijn (‘tackelen!’), stormde foeterend het veld op als een scheidsrechter zijn ploeg weer eens onrecht aandeed. Körver deed alles voor het resultaat en dreef zijn spelers tot het uiterste. Het is maar goed dat Raymond Verheijen in die tijd drukker was met lego dan met coaches de maat nemen. ‘Mijn ploegen trainden twee keer per dag keihard. En elke maandag een bosloop. Maar ze waren conditioneel altijd razend sterk. De profs van nu trainen vier ochtenden per week. Elke middag liggen ze op de bank te zappen. Nou, daar hoefde je bij mij niet mee aan te komen!’ Weer kijken wat kaarters op. ‘Ik werkte meestal in de marge. Bij clubs waar de salarissen niet zo hoog waren, maar de premies wél. Ik voelde me verantwoordelijk voor die jongens en hun gezinnen. We moesten dus winnen!’ En dat lukte hem verdomd vaak. ‘Ik had graag nog eens een topclub onder handen genomen. En wel Feyenoord, niet Ajax. Daar was ik de man niet voor. Ik heb nooit een voetballer beter gemaakt, ik maakte goede teams.’ Körver, de enige trainer die bij alle vier de Limburgse profclubs werkte, kijkt om in dankbaarheid. ‘Het was een geweldige tijd. Vroeger dacht ik dat ik de hele wereld aankon. Als ik weer met een schaal in mijn handen stond, voelde dat niet eens meer bijzonder. Nu denk ik: Hoe heb ik het toch allemaal voor elkaar gekregen?’

Frans Körver heeft voor iedereen een warm woord over.
Frans Körver heeft voor iedereen een warm woord over.

Maar voordat Körver echt sentimenteel wordt, roept hij zichzelf tot de orde. Het gesprek zou gaan over zijn vrijwilligerswerk. Nou dan. Tijd voor een rondleiding. Hij staat op en jaagt zijn bezoek door het pand. Hier en daar valt hij een lokaal binnen (‘kijk, heb ik pas geverfd’), om de zoveel seconden stopt hij voor een praatje. ‘Wat, heb jij gewonnen met sjoelen?’, vraagt hij een man in de ruimte voor dementerenden. ‘Gefoeteld (vals gespeeld, red.) zeker!’ Even verderop zit een meneer in een rolstoel gebogen over een bord aspergesoep. Körver slaat hem op de schouders. ‘Dit is de grootste Fortuna-fan van allemaal! Hij stond vroeger al bij mij achter de goal in Sittard.’ De man wil wat terugzeggen, maar het lukt niet.

Het is bijzonder Körver een dag bezig te zien. Eigenlijk doet hij niet zo veel. Maar waar hij zijn karakteristieke hoofd de hoek om steekt, daar gebeurt wat. Mensen veren op, komen tot leven. Ook degenen met ernstige klachten. Zoals hij vroeger tal van middelmatige voetballers liet geloven dat ze door niemand af te stoppen waren, zorgt hij nu ervoor dat deze mensen hun lot voor eventjes vergeten. Dankzij een schouderklopje. Of een compliment. Körver maakt iedereen speciaal. De een is ‘de leukste die hier rondloopt’, de ander ‘de grootste voetbalkenner van de regio’ en wel drie mannen bombardeert hij tot ‘de allerbeste biljarter van ’t Paradies’. En kijk eens wie daar zit: ‘Mijn grote vriendin!’ Dat is Anneke, ze heeft het syndroom van Down en beleeft een rotdag. Körver treft haar in de ruimte waar zij en een aantal andere mensen met fysieke of psychische problemen zojuist yogales hebben gehad. ‘Wat is er aan de hand, maedje?’, informeert hij. Met een knipoog slaat hij denkbeeldig glaasjes achterover. ‘Zeker te veel nieuwjaarsborreltjes gedronken?’ Anneke vrolijkt er niet van op. Dan gaat Körver even bij haar zitten. Hij praat haar moed in, zegt dat de zon morgen vast weer zal schijnen. En anders overmorgen wel. ‘En ga je dan nou even naar me lachen?’ Anneke perst er een glimlach uit. Met moeite, maar toch. De oude tovertrainer leeft voort in ’t Paradies.

‘Het is uniek wat Frans hier voor elkaar kreeg. Mensen die normaal chagrijnig waren, liepen ineens met een glimlach rond’

‘Ik wil wat terugdoen voor de mensen’, zegt hij bij een kop tomatensoep in het Godshuis, het nevengelegen bejaardencentrum. ‘Als trainer heb ik altijd veel steun gekregen van de gewone man. Nu is het míjn beurt.’ Zijn werk heeft wrede kanten. ‘Maandelijks vertrekken er mensen. Zo is het leven. Daar ben ik wel nuchter in. Maar zolang ze hier zijn, probeer ik hun leven ietsje leuker te maken.’ Sander, manager van het ontmoetingscentrum, schuift ook aan. Hij is jong, 26 jaar pas, maar oud en voetbalverslaafd genoeg om de gloriedagen van Frans Körver te hebben gekend. Ook hij keek raar op toen de trainer in ruste ineens op de stoep stond. De nieuwe medewerker maakte al gauw indruk. ‘Frans is geen doorsneevrijwilliger. Geen doorsneeman ook. Het is uniek wat hij voor elkaar kreeg. Mensen die normaal chagrijnig waren, liepen ineens met een glimlach rond. Mensen die ruzie hadden, konden het plotseling wél goed met elkaar vinden. Die kwaliteiten van Frans zijn we zo goed mogelijk gaan benutten. Hij fungeert hier ook als vertrouwenspersoon, voor zowel ouderen als collega’s. Wie ergens mee zit, kan bij hem terecht. Hij pakt zaken aan, en niet altijd op een zachte manier. Soms knalt het hier stevig. Het vurige wat Frans als trainer had, heeft hij nog steeds.’ Körver lepelt soep naar binnen en schudt af en toe theatraal zijn hoofd tijdens de lofzang. ‘Ik ben toch verdorie geen heilige?!’

Onlangs had hij een duidelijke boodschap voor de manager tegenover hem: die moest ander werk gaan zoeken. ‘Hij is te jong. Als hij ambitie heeft, moet hij niet hier tussen de ouwe zakken gaan zitten. Dat kan later altijd nog.’ De woorden van Körver kwamen aan. ‘Frans zette me aan het denken’, zegt Sander. ‘Hij had gelijk.’ Op 1 februari neemt hij afscheid van ’t Paradies. Hij wordt manager bij een nieuw attractiepark in Roermond.

‘Ik probeer hun leven iets leuker te maken.’
‘Ik probeer hun leven iets leuker te maken.’

’s Middags is Körver weer druk bezig met rondlopen en ouwehoeren, totdat hij om drie uur bijna omvalt van de honger. Op die kop tomatensoep na heeft hij niks gegeten. Hij loopt naar zijn jas en keert terug met een van huis meegebracht zakje. Met zijn oude, kromme keepershanden vist hij boterhammen met kaas en cervelaatworst op. Hij kauwt en kijkt om zich heen. Een man of twintig is verzameld rond de biljarttafels, maar slechts het getik van caramboles en dat van een oude klok klinken in de ruimte. De hectiek van de voetbalwereld is hier lichtjaren vandaan. Körver heeft geen heimwee. Hij pikt nog wel geregeld een Limburgs wedstrijdje mee. Het liefst bij VVV-Venlo, vanwege Niki Mäenpää. ‘De beste keeper van Nederland!’ Van Fortuna Sittard heeft hij voorlopig genoeg gezien. Zo veel onkunde doet hij zichzelf niet meer aan. ‘Die spelers zijn ook allemaal van die zeikerdjes.’ Hij heeft niet veel op met het moderne voetbal. ‘Het is mijn wereld niet meer. Die wedstrijden zijn vaak niet om aan te zien. En die trainers zitten allemaal onderuitgezakt in de dug-out. Of ze staan met de handen in de zakken langs de lijn. Man, ik ging de hele wedstrijd tekeer. Deels omdat ik zo in elkaar zit, deels omdat ik iets wilde losmaken. Mijn Thea vond dat niks, maar ik wilde winnen. Ten koste van alles.’ Hij neemt indrukwekkende happen van zijn brood. ‘Tegenwoordig zijn het allemaal van die professors. Ze praten over de bloedspiegel van hun spelers, zijn druk met allerhande metingen en testen. Voor te voetballen… Te voetballen! Het is zo’n makkelijk spelletje. Zet de juiste mensen op de juiste plek en dan gewoon erop klappen. Meer is het niet. Maar dan zie ik zo’n Peter Bosz van Vitesse staan. Of Alfred Schreuder van FC Twente. “We hebben weer geweldig gevoetbald vanmiddag”. Leuk en aardig, denk ik dan, maar je hebt verdomme wel weer verloren.’ Hij schrikt van zijn eigen tirade. ‘Ach, ik heb de waarheid niet in pacht. Het is goed dat ik geen trainer meer ben. Mijn tijd is geweest.’

De emoties lopen hoog op bij trainer Frans Körver tijdens een wedstrijd van Roda JC halverwege de jaren tachtig. Verzorger Norbert Keulen brengt hem tot bedaren.
De emoties lopen hoog op bij trainer Frans Körver tijdens een wedstrijd van Roda JC halverwege de jaren tachtig. Verzorger Norbert Keulen brengt hem tot bedaren.

Na zijn afscheid van het voetbal kluste hij er flink op los. Hij coachte gelegenheidsteams en gaf motivatiespeeches in zaaltjes vol stropdassen. Opmerkelijkst was zijn schnabbel als coach voor de Nederlandse afvaardiging naar het WK voor beroepen. Huh? ‘Een toernooi voor ambachtslieden. Dat zijn enorme evenementen, waar wel honderdduizend mensen op afkomen. Met plaatwerkers en spuiters ging ik op kamp. Die sneuzels joeg ik de bergen op, de bossen in. Daar maakte ik ze mentaal klaar voor het grote werk.’ Dat was mooi, maar niet zo mooi als wat hij nu doet. ‘Kijk toch eens’, gebaart hij. ‘Allemaal leuke mensen. En iedereen is gekomen met hetzelfde doel: samen een fijne tijd hebben. Voor mij is dit de mooiste dag van de week. Ik zou nog vaker willen komen, maar dat krijg ik er bij mijn vrouw niet door.’

Als het centrum om vijf uur sluit voor bezoekers, is Körver nog niet klaar. Hij gaat een lokaal gereedmaken voor de repetitie van een plaatselijk koor. Het was donker toen hij kwam, het is donker als hij weer op zijn fietst stapt. Hij neemt afscheid met benijdenswaardige woorden. ‘Ik ben gelukkig.’