
De coëfficiëntenpolonaise trekt zuidwaarts. België zit in de lift omhoog op de UEFA-coëfficiëntenlijst en wordt op termijn een stevige concurrent van Nederland. Over het momentum van de Jupiler Pro League, ondanks een magere donderdag.
Op korte termijn is het Nederlandse coëfficiëntenperspectief rooskleurig. Nu Sporting Portugal zijn Waterloo dreigt te vinden in de Champions League na de 0-3 thuisnederlaag tegen Borussia Dortmund is het behoud van plek zes weer een stap dichterbij gekomen, nog los van de Nederlandse prestaties. En die waren deze midweek indrukwekkend.
Als er geen heel rare dingen gebeuren, nemen er ook in het seizoen 2026/27 minimaal twee Nederlandse teams deel aan het hoofdtoernooi van de Champions League. De Eredivisie bewijst dit seizoen dat ze niet voor niets best of the rest is achter de Premier League, de Serie A, La Liga, de Bundesliga en de Ligue 1. Niet alleen wordt er af en toe gestunt (Feyenoord alleen al tegen Bayern München, Manchester City en AC Milan en AZ dat met ruime cijfers wint van Galatasaray), ook ligt de ondergrens hoog met subtoppers als AZ en FC Twente die de competitiefase van de Europa League overleefden.
In het hele coëfficiëntenverhaal scheelt het een stuk dat het ijzersterke seizoen 2021/22 nog meetelt, toen vrijwel alles lukte. Pas over twee cycli verdwijnt de score van die jaargang van de tabellen. Als we nu al de cyclus 2022-27 in ogenschouw nemen, dan zien we dat Nederland slechts achtste staat. Niet alleen Portugal, maar ook België doet het sinds de zomer van 2022 beter. En niet een beetje beter: de Jupiler Pro League verzamelde in die periode ruim vijf punten meer dan de Eredivisie, wat een behoorlijk verschil is in coëfficiëntenland.