Monoloog: Daniël Berg Hestad
Daniël Berg Hestad (28) groeide op in een familie die meer dan duizend wedstrijden betaaldvoetbalervaring met zich meedraagt. Zelf heeft de middenvelder een hekel aan de coaches in eigen land die van voetballers houthakkers hebben gemaakt. Brazilianen en Nederlanders wil hij zien spelen. Vandaar dat de overgang van familieclub Molde FK naar SC Heerenveen een bevrijding voor hem is.
Mijn eerste kennismaking met Heerenveen dateert alweer uit 1995 toen ik met het olympisch elftal van Noorwegen met 2-1 van Oranje verloor. Voorzitter Riemer van der Velde had me zien spelen en was geïnteresseerd geraakt. Hij wilde me destijds al overnemen, maar de makelaars in Noorwegen en mijn oude club Molde FK vroegen telkens een veel te hoog bedrag. Elke geïnteresseerde club kreeg te horen dat ik tussen de vier en vijf miljoen euro moest kosten. Twee miljoen hadden de serieuze gegadigden voor me over, meer niet. Ik heb er in het begin weinig problemen van gemaakt, omdat Molde mijn club is en ik hoopte dat ze geld aan me zouden verdienen. Maar aan het einde van mijn vorige contract begon de halsstarrige houding me wel te irriteren. Daarom heb ik mijn verbintenis ook laten aflopen en wandel ik nu gratis de deur uit. Dat hebben die mensen volledig aan zichzelf te wijten. Ik voelde al eerder dat ik toe was aan een nieuwe uitdaging. In Noorwegen had ik weinig meer te winnen. Concurrentie was er niet voor me, ik was al vier jaar aanvoerder van het team en we hadden in 1999 de Champions League bereikt door in de kwalificatieronden CSKA Moskou en Real Mallorca uit te schakelen. Veel rek zat er niet meer in. Mijn leven moest een andere wending krijgen en dat heeft het met de overgang naar Heerenveen gevonden.
Een van de belangrijkste redenen dat ik voor Nederland heb gekozen is mijn liefde voor de Hollandse school. Misschien raar om dat uit de mond van een Noorse speler te horen, maar ik ben fan van de Braziliaanse en Nederlandse speelwijze. Voetballen doe je om het publiek te vermaken, om sensatie en spektakel te bieden. In Noorwegen hebben we de laatste jaren een stempel gekregen door de saaie manier van spelen. En dat is gedeeltelijk waar, omdat vooral het nationale team een verdedigende tactiek hanteert. Spelers rennen, vliegen en schieten de bal vaak hard naar voren. De trainers hebben altijd gezegd dat dat de enige manier is successen op internationaal niveau te halen. Wij zouden technisch niet goed genoeg zijn om voetballend de strijd aan te gaan met andere landen. Misschien zit er wel een kern van waarheid in, maar ik vind het aan de andere kant ook gemakkelijk. Brazilianen hebben het sambavoetbal vanaf de geboorte meegekregen, hoor je dan. Maar dat betekent nog niet dat je geen poging kunt ondernemen de voetbalcultuur te veranderen. Als je daar niet mee begint, gebeurt er in de toekomst ook niets. Een of twee keer raken is nu al te veel gevraagd voor de gemiddelde speler uit de Noorse competitie. Dan moet je daar aan werken, lijkt me. Gelukkig gebeurt dat nu ook. Het publiek is de saaie duels zat geworden. Je ziet de laatste jaren aan topclub Rosenborg BK dat het Noorse voetbal ook attractief kan zijn.
Mijn eerste trainingen bij SC Heerenveen bevestigden mijn ideeën over de Nederlandse manier van werken. In Noorwegen ligt de nadruk op verdedigende oefenstof. Het hele elftal wordt dan stap voor stap verteld wat het moet doen als de tegenstander de bal heeft. Alle varianten van een aanval van de opponent worden geanalyseerd. Daarom is het ook zo moeilijk tegen een Noorse ploeg tot scoren te komen. Maar hier is negentig procent van de trainingsmethoden gebaseerd op techniek. Aannemen, een of twee keer raken, afwerkvormen, aanvalsvarianten uitproberen enzovoort. Niet uitgaan van de tegenstander, maar van jezelf. Dat past beter bij mij, want ik ben zelf ook een speler die de bal graag wil hebben. Ik speelde in Noorwegen aan de zijkanten van een driemansmiddenveld, in Heerenveen ben ik vooral gehaald om achter de spits te functioneren. Ik ben een aanvallend ingestelde speler. Voor Noorse begrippen heb ik een goede techniek. Dat is vooral te danken aan de tijd die ik heb geïnvesteerd in het voetballen. De accommodatie van Molde lag vijfhonderd meter van mijn ouderlijk huis. Elke dag was ik daar vier tot vijf uur te vinden en werkte ik aan mijn balbehandeling.
Mijn familie stimuleerde me ook. Niet vreemd, want bijna iedereen heeft op hoog niveau gevoetbald. Mijn vader heeft 681 wedstrijden voor Molde FK gespeeld. Zijn broer kwam in 1971 nog uit voor ADO Den Haag, de twee broers van mijn moeders kant speelden ook in de kleuren van Molde. Eentje werd in 1974 nog topscorer van de Noorse competitie, de ander speelde in het begin van de jaren negentig zelfs nog voor Rayo Vallecano en Real Murcia. Mijn kleine broertje speelt nu ook bij Molde en een andere oom is er jeugdtrainer. Er was geen ontkomen aan; alles in huis was gerelateerd aan voetbal. En nu is er nog steeds weinig veranderd. Als de hele familie is uitgenodigd tijdens de kerstdagen wordt er alleen maar over voetbal gepraat. Ik was voorbestemd die familietraditie voort te zetten. Terwijl ik tot mijn zestiende ook een vrij goede skiër was.
Er wordt gezegd dat Noren worden geboren met ski's. In Molde, waar ik mijn hele leven heb gewoond, waren we dan ook omgeven door 222 bergen. Mijn ouders namen mij en mijn broertje in onze vrije tijd altijd mee naar pistes. De snelheid van de sport vond ik geweldig, risico's nemen en niet bang zijn. Misschien was ik goed, maar als je met skiën je brood wilt verdienen in Noorwegen moet je bij de beste drie à vier van het land horen. Dat deed ik niet. Uiteindelijk moest ik kiezen tussen skiën en voetbal, en gezien de familiegeschiedenis was die keuze niet moeilijk. Bovendien was ik een betere voetballer dan skiër.
Wel blijf ik de wintersporten op de voet volgen. Komt misschien ook doordat ik een echte natuurliefhebber ben. Als ik maar even de tijd heb, trek ik erop uit. In Noorwegen gingen we vissen en jagen. Met de honden op pad en dan op jacht naar vogels. Toen Lillehammer in 1994 de Olympische Spelen organiseerde móést ik er dan ook bij zijn. Met een groep vrienden hadden we kaartjes bemachtigd voor de reuzenslalom en voor een paar ijshockeywedstrijden. Alleen vergaten we een overnachting te regelen. Toen hebben we met -30 graden in de auto geslapen. Dekens om ons heen en niet aan de kou denken. Niemand vond het een probleem, want we hadden wel de Spelen van dichtbij gezien. En dat is belangrijk voor een Noor. Wij zijn heel patriottistisch. Als landgenoten het goed doen in de sport, voelen wij ons trots. Dan is er een band en zorgt het voor eenheid onder het volk. Sport staat centraal in de samenleving. Misschien is het nog wel meer dan in andere landen een bindmiddel tussen mensen. Het belang van sport kun je ook makkelijk meten aan de verhouding tussen succes en inwoners. Voor een land met slechts vier miljoen mensen halen we vooral op de Winterspelen heel veel medailles.
Een andere belangrijke reden om voor Nederland te kiezen was het niveau van de gezondheidszorg. Mijn jongste zoon van één jaar heeft een zeldzame ziekte. De doktoren weten nog steeds niet wat er precies met hem aan de hand is, maar kunnen alleen vertellen dat het zeer ernstig is. Voor mij was het belangrijk dat ik in een land terechtkwam waar het niveau van de medici goed is. Anders was ik waarschijnlijk niet vertrokken. Ik hoop dat de club mij kan helpen dit probleem op te lossen. Tijdens gesprekken met Riemer van der Velde heb ik daar een goed gevoel aan overgehouden. Hij beloofde dat SC Heerenveen er alles aan zou doen wat er in het vermogen van de club lag om mijn zoontje van goede zorg te voorzien. Op dit moment speelt die thuissituatie natuurlijk wel door mijn hoofd. Vooral omdat het zo ernstig is. Ook voor mij vrouw is het een moeilijke periode. Zij zit alleen thuis in Joure, waar we een huurhuis hebben betrokken, terwijl ik nog enigszins afleiding kan vinden op het voetbalveld.
Ook bij de geboorte van mijn oudste zoon, die nu twee jaar is, hebben we in Noorwegen een hoop problemen gekend. Mijn vrouw was hoogzwanger toen ze in allerijl naar het ziekenhuis moest worden vervoerd. Daarvoor waren er al eens moeilijkheden tijdens de zwangerschap en heeft ze een kindje verloren. Ik was op het afsluitingsfeestje van het seizoen toen ik hoorde dat ze opnieuw met spoed moest worden opgenomen. Ik had te veel gedronken, maar sprong zonder na te denken meteen in de auto. Ik moest naar haar toe. Op weg naar het ziekenhuis reed ik tegen een andere auto op en kreeg ik een ernstig ongeluk. Helemaal mijn schuld en gelukkig was ik de enige die gewond was. De volgende dag stond ik in alle kranten op de voorpagina: dronken aanvoerder van Molde zorgt voor ernstig ongeluk. Iedereen had het erover, maar niemand kende de reden. De volgende maanden waren heel zwaar voor mijn familie, omdat het ongeluk steeds weer ter sprake kwam. Ik ben fout geweest, maar kan de geschiedenis niet meer terugdraaien. Een maand later beviel mijn vrouw uiteindelijk wel van een gezonde zoon.
Doelen heb ik mezelf nog niet gesteld voor mijn periode bij Heerenveen. Ik weet niet precies wat de club van me verwacht. Ik heb ook geen gesprek met trainer Foppe de Haan gehad voordat ik tekende. Het enige wat ik graag wil is zo snel mogelijk de eerste wedstrijd in eigen stadion afwerken. Daar kijk ik toch wel tegen op. Als dat achter de rug is kunnen we verder werken. Dan weet ik waar ik precies in beland ben en voel ik me ook sneller op mijn gemak. Dat heb ik nodig, want ik speel beter als de mensen me kennen en ikzelf vertrouwd ben met mijn omgeving.'