Dit seizoen van AC Milan symboliseert de tragiek van een gevallen topclub in moderne tijden. Als de Rossoneri zaterdag van Napoli verliezen, is de Champions League-droom al bijna vervlogen. Hoe de vlucht naar voren met Chinese investeerders als een boemerang terug kan komen via UEFA-controleurs en een Amerikaanse hedgefonds.
Twee zomermaanden lang heeft AC Milan de glansrijke schaduw van het eigen verleden tot leven kunnen wekken. De Rossoneri beheersen weer ouderwets het voetbalnieuws als in het begin van de zomer Leonardo Bonucci, André Silva, Andrea Conti, Hakan Calhanoglu, Mateo Musacchio, Ricardo Rodríguez, Lucas Biglia, Nikola Kalinic en Franck Kessié vastgelegd worden voor een totaalbedrag van tweehonderd miljoen. De vernieuwingen in de spelersgroep moeten het vliegwiel worden van een nieuwe succesperiode, waardoor in China een nieuwe groeimarkt veroverd kan worden.
In augustus blijkt de spending spree van Milan slechts het voorprogramma te zijn van het gevecht van de nieuwe grootmachten. Paris Saint-Germain geeft alleen aan Neymar meer uit dan de Rossoneri aan al hun zomeraanwinsten. Dat is het eerste signaal waaruit blijkt dat de renaissance-gedachte van de Milanezen een hallucinatie geweest is. Binnen de lijnen wordt begin september tegen Lazio (4-1) duidelijk dat Milan nog mijlenver verwijderd is van de Italiaanse top, wat bevestigd wordt in iedere topper die daarna volgt. Daarmee dreigt zich een pikzwart scenario te ontvouwen waarin de Italiaanse traditieclub gekaapt wordt door keiharde Amerikaanse durfkapitalisten.