Het Nederlands elftal moet nog één horde nemen op weg naar de eerste finale op een eindtoernooi sinds 2010. Met Engeland treffen Ronald Koeman en consorten een tegenstander met topmateriaal. In deze analyse een tactische beschouwing van Engeland: een elftal vol offensief talent, dat weinig weggeeft door een bondscoach die zekerheden inbouwt.
De meest bekritiseerde manager op dit EK staat voor de derde keer in de halve finale van een eindtoernooi. Dat flikt Gareth Southgate met een land dat sinds het succes van 1966 in vijftig jaar tijd precies niet vaak doordrong tot de laatste vier op een EK of WK. Het verhaal van Engeland in de meeste voetbalzomers: schromelijke zelfoverschatting, gevolgd door vroege uitschakeling. Vaak gebeurde dat tegen opponenten die wél bereid waren tot concessies in de speelwijze.
Southgate heeft hardhandig afgerekend met elke vorm van naïviteit bij Engeland. Dat het voetbal nauwelijks aan te gluren is, doet hem weinig. Sterker, dat is het directe gevolg van zijn tactische plan. Dat is op eindtoernooien al jaren ingericht op basis van één uitgangspunt: de nul houden. Zelf scoren? Daarvoor rekent Southgate op de vele trainingen die hij besteedt aan spelhervattingen. Bovendien beschikt hij voorin over voetballers die uit het niets voor doelpunten kunnen zorgen.
Deze oerconservatieve opvattingen van Southgate zijn gevoed door data-analisten. De 53-jarige keuzeheer van Engeland heeft aan zijn statistici gevraagd wat nodig is voor het winnen van een eindtoernooi. Op basis van recente winnaars komen zij terug met een duidelijk advies: houd de nul. Sinds het behalen van de EK-finale in 2021 – na zeven wedstrijden zonder tegendoelpunt uit open spel – is Southgate all-in gegaan op deze nihilistische aanpak.
Hoewel dit uitgangspunt zorgt voor voetbal dat het aanschouwen nauwelijks waard is, maakt juist deze defensieve organisatie dat Engeland een zeer gevaarlijke tegenstander is voor dit Nederlands elftal.