Een op voorhand kansloze expeditie werd voor Oranje de groep van de wederopstanding. Het Nederlands elftal verrast iedereen, inclusief zichzelf, met de groepswinst in de Nations League. Het raamwerk staat, het sentiment is gekeerd, de toekomst is vol perspectief.
De wijzende vingers, stemverheffing en het herhaaldelijk proberen contact te vinden met zijn middenvelders. Het Nederlands elftal is een half uur aan het dolen in de Veltins Arena als Ronald Koeman als een veldheer langs de lijn verschijnt. In Georginio Wijnaldum vindt de bondscoach een luisterend oor, maar ook de ervaren middenvelder slaagt er niet direct in om het spel te laten kantelen. De openingsfase van de interland heeft Oranje al terug op aarde gebracht. Twintig minuten, twee doelpogingen tegen, twee doelpunten tegen. En zelf zestig procent balbezit, zonder dat de Duitse doelman Manuel Neuer ook maar één keer in actie hoefde te komen.
Het zijn statistieken die terug doen denken aan het troebele verleden, net in een periode waarin de superlatieven zich opstapelden en het vertrouwen grootse vormen aannam. Duitsland had zijn huiswerk op orde en wist met een 3-4-3 formatie de aanvallende waarde van Oranje te ontmantelen, terwijl het Nederlands elftal bij balverlies maar geen grip kreeg op de lopende mensen. Een Houdini-act bleek uiteindelijk de enige geldende formule voor succes. Met Luuk de Jong als stormram in de punt van de aanval hoopte Koeman in de laatste tien minuten op een krankzinnige ontsnapping. De aansluitingstreffer volgde van Quincy Promes, waarna zelfs captain Virgil van Dijk zich aan het aanvalsfront moest melden. Met een rake pegel was het de aanvoerder die in blessuretijd Oranje naast Duitsland en naar het finaletoernooi komende zomer in Portugal schoot.