Oranje heeft ook zijn tweede interland onder Frank de Boer niet gewonnen. Analyse van het doelpuntloze gelijkspel tegen Bosnië-Herzegovina.
Na een kortstondig experiment met 4-3-3 met de punt naar achteren lijkt bij Oranje tegen Bosnië-Herzegovina aanvankelijk alles bij het oude. Frank de Boer kiest voor 4-2-3-1 met Marten de Roon en Frenkie de Jong als controleurs voor de defensie. Denzel Dumfries en Daley Blind zijn terug als backs, Georginio WIjnaldum is weer de nummer 10 en bij afwezigheid van Memphis Depay is Luuk de Jong de centrumspits. Vanaf de vleugel ondersteunen Donyell Malen en Quincy Promes hem.
Qua veldbezetting keren ook automatismen terug. Dumfries houdt het op rechts breed, waarmee Malen de ruimte heeft om een extra middenvelder te worden. Dat zijn vaste kenmerken van het Nederlands elftal van Ronald Koeman geweest.
Zoals het ook niet nieuw is dat Oranje problemen heeft als Frenkie de Jong in de opbouw wordt vastgezet. 'In alle eerlijkheid: Frenkie is de motor van ons spel', aldus Memphis Depay voor deze wedstrijd tegen VI. Dat hebben tegenstanders ook door. Dus die offeren een mandekker op aan de spelverdeler van Barcelona. Bosnië-Herzegovina gebruikt daar met Miralem Pjanic zelfs zijn beste speler voor. Gevolg is dat in de eerste helft vier Oranje-voetballers vaker aan de bal komen dan Frenkie de Jong: Blind, Virgil van Dijk, Stefan de Vrij en De Roon. Wijnaldum en Luuk de Jong worden voor rust het minst bereikt. Dat is het aanvallende probleem in een notendop: de verkeerde spelers komen aan de bal en het ontbreekt aan creativiteit.
Dat is iets waar Koeman ook mee geworsteld heeft, bijvoorbeeld in de duels met Noord-Ierland. Het gebrek aan initiatief van achteruit kan dus niet zomaar aan De Boer toegeschreven worden.
Twee andere fundamentele wijzigingen leken wél zijn handtekening te dragen.