De winnende goal van Andrés Iniesta in de WK-finale bewijst hoe kleine beslissingen grote gevolgen kunnen hebben. Een beschouwing over de complexiteit van de omschakeling (en waarom het toch cruciaal is om hier veel aandacht aan te besteden).
Iedereen zegt dat de meeste wedstrijden beslist worden door standaardsituaties, maar ik denk dat het gaat om de omschakelmomenten
De WK-finale tussen Nederland en Spanje is 115 minuten onderweg als Eljero Elia de bal krijgt aangespeeld op de linkerflank. Hij houdt de bal even bij zich, om daarna terug te spelen op Rafael van der Vaart. De situatie die daarmee ontstaat, voldoet precies aan het klassieke beeld van een voetbalwedstrijd. Oranje valt aan, en probeert het veld zo groot mogelijk te maken. Spanje verdedigt, vanuit een compacte organisatie met acht man achter de bal. Van der Vaart geeft de bal terug aan Elia, die een vrije trap probeert te versieren.
Doordat arbiter Howard Webb niet fluit, draaien de rollen razendsnel om. Jesús Navas dribbelt Van der Vaart voorbij en steekt in acht seconden het hele veld over.
Elia denkt de bal via een fanatieke sprint van Navas af te pakken, maar binnen een seconde heeft de Spanjaard het speeltuig weer in bezit.
Dan volgt een derde omschakelmoment als Edson Braafheid de opmars van Navas stuit met een tackle. Andrés Iniesta staat op de juiste plek om de bal te onderscheppen. Dus moet Oranje opnieuw omschakelen.
Na drie omschakelmomenten in korte tijd lijkt de situatie nauwelijks meer op de duidelijke rolverdeling aan het begin van de Oranje-aanval. Integendeel, negen spelers staan ongeorganiseerd in een kluitje op het middenveld. Dat is in dit geval vooral een potentieel gevaar voor het Nederlands elftal, omdat linksback Edson Braafheid en gelegenheidsverdediger Mark van Bommel zijn uitgestapt. Arjen Robben probeert de situatie te redden door richting Cesc Fabregas te sprinten, maar hij toucheert de bal niet voldoende om hem in bezit te houden. Wéér een omschakelmoment.