Pep Guardiola mag zich na tien jaar gaan opmaken voor een Champions League-finale. In de tussenliggende periode is veel gebeurd. Hij heeft bakken cynisme over zich heen gekregen, vooral als hij weer eens vroegtijdig werd uitgeschakeld in Europa. Dan kwamen de vingertjes, de terechtwijzingen en het hoongelach. Met als argument dat je als trainer van Manchester City een fantasie-elftal kunt samenstellen zoals kinderen dat doen op de PlayStation. Je verzamelt wat sterren bij elkaar, wenst ze veel succes en kunt daarna bij wijze van spreken achterstevoren op de bank gaan zitten. En als je dan niet tevreden bent, koop je nog een verdediger of middenvelder. Hoe simpel kan het zijn?
Als je goed om je heen kijkt, luistert naar zijn collega’s bij andere clubs, de progressie ziet van bijna elke speler in de selectie, dan kun je voorzichtig één conclusie trekken. Dat Guardiola de beste trainer ter wereld is. Niet omdat hij deze week eindelijk die laatste horde in de Champions League heeft genomen met zijn spelers.
Ik denk dat je succes ook aan andere zaken kunt afmeten. Guardiola heeft als trainer het voetbal een stap verder in de tijd gezet. Hij heeft de sport meehelpen ontwikkelen door radicaal voor een speelwijze te kiezen en binnen die speelwijze continu op zoek te gaan naar verbetering. Hij heeft over de hele wereld jonge coaches geïnspireerd diezelfde passie in zich te zoeken. Hij heeft bij al zijn clubs jonge talenten zodanig gekneed dat ze op een gegeven moment klaar waren voor het spelen van topvoetbal. Hij heeft ook oudere spelers hun vak op een andere manier leren benaderen en hun grenzen weten op te rekken.