Een voetballer met een snor werd deze zaterdag precies 44 jaar geleden een legende. Met één enkele actie. De Tsjecho-Slowaak Antonín Panenka kreeg in de strafschoppenserie de ultieme kans om de EK-finale tegen West-Duitsland te beslissen, en leek daarom maar het zekere voor het onzekere te nemen. Nadat hij de bal op de stip had gelegd, liep hij meters naar achteren, tot ver buiten het zestienmetergebied. En toen begon hij te rennen…
Veel later bleek de aanvallende middenvelder er uitvoerig over nagedacht te hebben, er zelfs op geoefend, maar op die junidag in 1976 dacht iedereen dat het een spontane inval moest zijn geweest. In plaats van vernietigend uit te halen, produceerde Panenka slechts een boogballetje, dat in slowmotion in het midden van de West-Duitse goal verdween. Keeper Sepp Maier was namelijk net zo verrast als de rest van Europa en lag gestrekt in zijn linkerhoek toen hij zijn noodlot recht in de ogen keek.
'Ik wist dat onze communistische regering zou denken dat het een politiek gebaar was, als ik zou missen. Dan zou ik misschien eindigen in de uraniummijnen'
Sindsdien is Panenka niet alleen een legende, maar ook een begrip. Zijn verhaal is ook meteen de ontstaansgeschiedenis van een van de meest vernederende kunststukjes die het voetbal vandaag de dag kent. Keepers kunnen nog nachtenlang wakker liggen als ze op een boze dag zijn overvallen door een panenka.