In Balverliefd elke week aandacht voor de gang van zaken achter de schermen van het voetbal en opvallende gebeurtenissen aan de rand van het veld. Deze week over Sjaak Swart, die op zijn tachtigste nog altijd niks liever doet dan voetballen.
‘Lopen mot je, hangjas, lóóópen!’ Maandagmiddag in Amsterdam, de stem van Sjaak Swart klinkt al van verre. Mister Ajax staat met zijn vaste trainingsmaatjes op het kunstgras van Zeeburgia. Sjaak Swart hoort op een voetbalveld, dat is bekend. En toch zijn er best wat redenen te bedenken waarom de ex-international vandaag misschien ook wat anders had kunnen gaan doen. Het is namelijk ongenadig heet. Zo heet, dat voor menigeen de activiteit ademhalen al inspannend genoeg is. Bovendien is Swart, tot zijn ware geboorteacte ooit boven water komt, van 3 juli 1938. Hij is dus tachtig jaar. En hij heeft een niersteen. Swart heeft veel last van dat ‘ellendige kreng’, waarvoor hij pas eind deze maand geopereerd zal worden. Een ander moet er niet aan denken met deze klachten op het voetbalveld te staan, maar de oude rechtsbuiten vergeet er juist de pijn. ‘Sneller, sneller’, roept hij, de elf smeulende hoopjes mens om zich heen opjuttend.
Het is een bijzonder gezelschap waarmee Swart vandaag, zoals elke maandag- en donderdagmiddag, het trapveldje heeft betreden. In leeftijden gaat het van beginnende twintigers tot (een enkele) kersverse tachtiger. Guus Hiddink, Frank Rijkaard en Simon Tahamata zijn er deze keer niet bij, maar oud-profs Khalid Sinouh en Olaf Lindenbergh wel. Net als Rob Been, voormalig voorzitter van de Ledenraad van Ajax, en hoofdscout Hans van der Zee van die club. Freek de Jonge mag ook meedoen. De cabaretier draagt een oud Nederlands elftal-shirt en schoenen die bijna even rood zijn als zijn hoofd. Hij compenseert afzwaaiers met grappen. ‘Kijk nou toch eens hoe jullie erbij lopen’, zegt hij hijgend tegen zijn voetbalkameraden, die bijna allemaal zonder shirt het kleedlokaal uit zijn gekomen. ‘Jullie hadden niet misstaan op de Gay Pride.’ Swart, ook in blote bast, kijkt hem streng aan. ‘Niet lullen, voetballen!’