Chelsea sloot marathoncontracten met de nieuwe aankopen. Transfersommen worden daardoor uitgesmeerd over een langere periode en het risico op een transfervrij vertrek is nihil. Zouden Nederlandse clubs deze formule kunnen kopiëren?
Sinds de explosie van de spelershandel in de jaren negentig zijn er een stuk of zestig transferwindows gepasseerd. Nog nooit was een club zo dominant als het Chelsea van afgelopen winter. Zelfs Roman Abramovich zal vanaf een van zijn zestien jachten toch een wenkbrauw hebben opgetrokken, toen zijn Amerikaanse opvolger op 1 februari het hallucinante bonnetje van 330 miljoen aan winterinkopen opmaakte. De nummer tien van de Premier League besteedde meer dan de Duitse, Franse, Italiaanse en Spaanse topcompetities samen.
Tot zover de veronderstelling dat ultrazakelijke Amerikanen puur uit winstbejag investeren en dat alleen Russen en Arabieren voetbalclubs beschouwen als speeltjes waaraan ze hun overtollige miljarden verbrassen. Of zit er toch een strategie achter? Todd Boehly, tevens aandeelhouder van de Los Angeles Dodgers (honkbal) en de Los Angeles Lakers (basketbal), valt op met een nogal onorthodoxe aanpak. Minstens zo opvallend als de enorme bedragen zijn de marathoncontracten die werden afgesloten met Enzo Fernández (achtenhalf jaar), Mykhaylo Mudryk (achtenhalf jaar), Benoît Badiashile (zevenenhalf jaar), Noni Madueke (zevenenhalf jaar), Malo Gusto (zevenenhalf jaar), Andrey Santos (zevenenhalf jaar) en David Datro Fofana (zesenhalf jaar).