In het seizoen 1993/94 stond er bij Go Ahead Eagles een Nigeriaanse prins onder de lat. Peter Rufai kwam, zag en verdween vervolgens spoorloos. VI ging op zoek naar de gouden Super Eagle en stuitte op poedels, auto-ongelukken en hoogoplopende conflicten.
De zomer van 1993. Michael Induráin wint de tachtigste Tour de France, de allerlaatste Kuifje ligt in de winkels en Deventer maakt zich op voor weer een seizoen in de PTT Telecompetitie. De dan 38-jarige Henk ten Cate moet het doen met veelal regionaal talent. Op de IJsseltribune gaan dit jaar de handen op elkaar voor Marco Heering uit Apeldoorn, Toine Rorije uit Heerde en Deventer jongens als Jan Michels en Dennis Hulshoff. Jongens opgetrokken uit de Hollandse klei, groot geworden op boterhammen met pindakaas. In de kleedkamer begroet een deel van de selectie elkaar in werkelijk schitterend dialect.
Als op een dag een man in gekleurde gewaden de kleedkamer binnenstapt, zoeken jongens als Paul Bosvelt en Cees Marbus dan ook even oogcontact. Wat gebeurt hier? De nieuwe speler stelt zich voor als Peter Rufai. Prins Peter Rufai. Uit Nigeria. ‘Uit het niks kwam er een grote, donkere man de hoek om gelopen’, vertelt toenmalig assistent-trainer Dwight Lodeweges. ‘Echt een imposante verschijning. Een prins zeg je? Ja, nu je het zegt!’