In deze serie blikken we terug op beroemde wedstrijden die een plaats in het collectieve geheugen verdienen. Vanwege de start van de groepsfase in de Europese clubtoernooien ditmaal aandacht voor een van de grootste stunts die een Nederlandse ploeg ooit uithaalde in internationaal verband, vandaag op de kop af veertig jaar geleden.
In tegenstelling tot FC Utrecht – naast de traditionele topdrie de enige club die nooit degradeerde uit de Eredivisie – speelt Hamburger SV tegenwoordig niet meer op het hoogste niveau. Dat is zo’n veertig jaar geleden absoluut ondenkbaar. De Noord-Duitsers zijn een grootmacht in eigen land én daarbuiten. Dus als Utrecht in de zomer van 1981 voor zijn tweede Europese avontuur op rij wordt gekoppeld aan de ploeg die een jaar eerder nog in de Europa Cup I-finale stond (1-0 verlies tegen bekerhouder Nottingham Forest), geeft niemand een stuiver voor de kansen van de club uit de Domstad. ‘Nee, we maakten ons vooraf geen illusies’, vertelt toenmalig spits Willy Carbo. ‘Voor ons was alles al mooi in die jaren. We wisten natuurlijk dat we die cup niet gingen winnen. Maar toch wel zonde dat je dan meteen zo’n topclub loot.’ Voor hem en heel Utrecht zal het eerste duel in het Volksparkstadion echter uitgroeien tot een legendarische ontmoeting.
Slechts tien jaar heeft fusieclub FC Utrecht nodig om zich te plaatsen voor Europees voetbal. Trainer Han Berger, de op één na jongste oefenmeester ooit in de Eredivisie, leidt de mix van talentvolle Utregse straatschoffies en enkele gelouterde routiniers – sommigen zijn ouder dan hijzelf – in het seizoen 1979/80 naar de vijfde plaats en daarmee een ticket voor het UEFA Cup-toernooi. Daarin is het onbekende Arges Pitesti uit Roemenië de allereerste tegenstander. Na de 0-0 uit en de 2-0 zege in de oude Galgenwaard, is Eintracht Frankfurt net een maatje te groot (2-1, 1-3). In de competitie eindigt het team onder aanvoering van good old Willem van Hanegem sensationeel als derde, zodat een nieuw avontuur in Europa lonkt.