Na het nieuws over de komst van Francesco Farioli naar Ajax, ging een verslaggever van PowNed in Amsterdam de straat op, om de stemming te peilen. Kies een kwibus, stel een sturende vraag, kijk er schalks bij en ja hoor: de onderbuik scheurt open. Op de markt zei een kerel dat-ie er weinig fiducie in had. Hij vreesde ‘kattenatsjo’, ‘verdedigond spel'. Een vent met een bekertje automatenkoffie in zijn knuist: ‘Farioli? Nooit van gehoord? Een 35-jarige Italiaan?’ (knip) ‘Ik vind het een eikel.’
Wat werd hem in de tussentijd over Farioli verteld? Dat hij kleine kinderen knijpt in de tram? Dat hij in zijn vrije tijd taxidermist is, en zelf katten schiet om zijn hobby te vergemakkelijken? Dat hij nooit voorrang geeft aan ouden van dagen, zelfs niet als ze op een zebrapad lopen? Of hebben ze bij PowNed gewoon de door Wesley Victor Mak vertaalde samenvatting van Farioli’s masterscriptie filosofie erbij gepakt, over de schoonheid van het voetbalspel, over hoe ideaalbeeld en het onderbewuste elkaar in een voetbalstadion vinden in harmonie en balans, over Huizinga, Hegel en Kant, een scriptie waarin Farioli tot de deprimerende vaststelling komt dat ‘geen enkele sport en geen enkel spel de zwaarte van het onvermijdelijke einde van ons bestaan kan wegnemen.’