Jan Mulder was een natuurtalent, zoon Youri een voetballer die op karakter zijn lat telkens hoger wist te leggen. Allebei haalden ze het Nederlands elftal. Samen verhalen ze over de magie van het Oranje-shirt en hun bijzondere band. ‘Wat is dit voor raar gedoe?’
‘Dáár was het.’ Jan Mulder (79) staat in de tuin van zijn huis in Nieuwolda en wijst naast de rododendron. Er is niets meer van te zien, maar daar, waar nu gazon ligt, heeft het ooit gestaan: het beroemdste kippenhok in de geschiedenis van het Nederlandse voetbal. Dit huis behoorde nog toe aan de ouders van Johanna, zijn echtgenote. Nadat hij was afgevallen voor het WK van 1974, reed Mulder naar Noord-Groningen. Alwaar de toenmalige Ajacied het kippenhok van zijn schoonouders aan gort sloeg. Het is vijftig jaar later, de anekdote jubileert. De precieze datum waarop hij hier tekeerging, zegt Mulder niet meer te weten. ‘26 mei 1974’, roept Johanna, haar man moet er hard om lachen. Vrolijk: ‘Het kippenhok is weg. Maar ík niet!’
Hij schreef jaren na dato in de Volkskrant hoe hij zich met een mokerhamer afreageerde na de afwijzing door bondscoach Rinus Michels. Het kippenhok werd symbool voor het verdriet van de gepasseerde international, een vernield monument voor ongeremde voetballerswoede. Maar dat berust op een misverstand, vertelt Mulder aan de tuintafel waarop Johanna de lunch heeft neergezet.