Ik ken Appie niet. Dus zal ik hem zo ook niet noemen. Abdelhak Nouri debuteerde 21 september 2016 in het eerste van Ajax, tegen Willem II. In die wedstrijd zag ik waarom iedereen hem Appie noemt. Er kleeft iets onbezorgds aan die naam. Appie, zo noem je jongens die je raam kapotschieten. Ze kijken naar binnen, op zoek naar de bal, je ziet hun ogen en hun lach en je kunt niet kwaad worden.
Zo gingen de andere Ajax-spelers met Abdelhak Nouri om. Als hun Appie. Ik weet dat omdat hij tijdens zijn debuut, tussen al die voorzichtig schuivende spelers, al die behoedzaam manoeuvrerende voetballers, lachend over het veld dwarrelde. Sinds het debuut van Gerald Vanenburg had ik niet meer zo'n drift gezien.
Abdelhak Nouri was een voetballer die voetbalde omdat hij niets liever wilde
Ik heb die wedstrijd ademloos naar Abdelhak Nouri zitten kijken. Hoe bij ieder balcontact het leven door zijn lichaam stroomde. Na vijf minuten wist ik genoeg. Dit was een voetballer die voetbalde omdat hij niets liever wilde. En het was prachtig. Het is altijd een bijna religieuze ervaring als je iemand iets ziet doen wat hij het allerliefste doet.
Abdelhak Nouri voetbalde het liefst. Bij Ajax. Vooral bij Ajax. Ik herkende een paar oud-Ajacieden in dat kleine lichaampje. Jesper Olsen, Simon Tahamata. Ook zij voetbalden breed lachend. Nooit bang. Altijd op zoek naar iets bijzonders. Eindelijk zag ik weer eens een voetballer die zijn voet op de bal zette en om zich heen keek. Niet iemand van 110 kilo met 105 kilo beenspieren. Het was sierlijk. Abdelhak Nouri liep tijdens de wedstrijd te genieten. Dat zag je en dat zagen de spelers om hem heen.
Ik herinner vooral één moment tijdens zijn debuutwedstrijd. Steeds als ik nu aan Abdelhak Nouri denk, zie ik hem naast de stokoude Lasse Schöne staan. Voordat Lasse, uit een schitterende vrije trap, de 4-0 maakt, staat opeens Abdelhak Nouri naast hem. Of hij hem mag nemen. Hij wil scoren tijdens zijn debuut. De weigering van Lasse Schöne en dan het prachtige, ontroerende gezicht van Nouri, zo zal ik hem blijven zien.
Hij lacht verontschuldigend. Hij heeft het geprobeerd. Nog veel mooier is de reactie van Schöne, die niet boos wordt omdat een jong pikkie de bal wil hebben. Hij snapt de honger van Abdelhak Nouri, die wil doen waar hij al een jongensleven van droomt. Scoren, voor Ajax-supporters. Lasse Schöne schenkt hem de volgende vrije trap. Als Abdelhak Nouri mist moet hij tien euro betalen. Nouri scoort. En dan de ontlading.
Maar vooral de blijdschap bij de andere spelers. Ik zag het: ze hielden van die jongen.
Daarom is Nouri’s noodlot zo vreselijk. Dat juist iemand die iedereen vrolijk maakte, iemand die onbevangen aanviel op het leven zelf, zo wreed tot stilstand is gekomen. Daarom grijpt het stilvallen van Nouri mij zo aan. Ik zag een jongen die geen problemen zag. Die door linies wilde dwarrelen. Ik zag hem lachen op clubfoto’s.
Nouri was alles wat wij ook willen zijn: iemand die gelooft in geluk en het omarmt als het maar even mogelijk is. Wie naar Abdelhak Nouri keek, begreep opeens heel even waar het in het leven echt om gaat. Niet buigen, maar dartelen. Niet zwijgen maar jubelen.
Wij zagen zaterdag, toen Nouri door de knieën zakte, onszelf. We bedoelen het ook allemaal zo goed en het kan in een flits eindigen. Nouri schonk ons levensdrift. Liet ons voelen hoe het moet zijn om volmaakt gelukkig te zijn. Dat is een prachtig cadeau.