Met wie zat jij net te bellen, Dick?
‘Met niemand, lieverd.’
Ik hoorde je toch heel duidelijk op het toilet zeggen: “Ja hallo, met Advocaat”.
‘Nee, dat was de toiletverfrisser. Die liet ik vallen en toen klonk het als mijn achternaam.’
Met wie zat jij net te bellen, Dick?
‘Het weerbericht. Ik belde met het weerbericht.’
En? Wat voor weer wordt het de komende negen maanden in Utrecht?
‘Utrecht?’
Denk je dat ik gek ben, Dick? Vannacht schreeuwde je het in je slaap. UTRECHT! En daarna ging je op je buik liggen. Dan weet ik het wel. De laatste keer dat jij, vlak naast mij, op je buik ging liggen, zaten we opeens in Rusland. Wat hadden wij nou afgesproken?
‘Dat ik nu een jaar met jou meega naar tuincentra en dat we één keer per week samen naar de film gaan.’
Utrecht, Dick? Echt Utrecht?
‘Ze belden me en ze vonden dat ik heel leuk haar had.’
Je had nooit leuk haar.
‘Ze zochten naar het Dick Advocaat-effect. En ik heet Dick Advocaat, dus dan kom je al snel bij mij terecht.’
Nou ja, vooruit dan, maar je moet me één ding beloven.
‘Alles wat je maar wil, lieverd.’
Niet meer ons bankstel in elkaar trappen, zoals bij Sparta.
‘Beloofd!’