Even geen voetbal. Een verademing vind ik dat. Als de sneeuw valt en de kerstbomen boven op auto’s worden gebonden, dan wordt het voor mij pas interessant. In de winterstop observeer ik voetballers als diertjes bij een drinkplaats. Ze wanen zich onbespied. Ze doen gewone-mensenkleren aan en praten iets te veel met journalisten. Ze kijken terug en ze kijken vooruit. Ze spreken. Dat laatste is vaak geen goed idee.
Ik herinner mij een speler van PSV – ik weet even niet meer wie – die tijdens zijn eerste grote-mensen-interview op de televisie antwoordde dat het natuurlijk een enorme eer was voor een tupclop als PSV te mogen spelen. Tupclop. Nooit meer iets van die jongen gehoord. John van Loen, in zijn jeugd het visuele evenbeeld van André van Duin, zag ik ook een keer voor een hek staan spreken in een taal die alleen nog diep in Utrecht door zestien lokale snackbarhouders wordt gesproken. Einde carrière. Ik wist meteen: die zal nooit doorbreken bij een tupclop.
Ik heb, terwijl ik dit schrijf, het kerstnummer van Voetbal International voor mij liggen. Op de voorkant staat Karim El Ahmadi. In een maatpak. Achter hem staat een oude varkensstal in brand, denk ik. Het kan ook een auto van de sponsor zijn, en dat Karim niet tevreden was over de bekleding van de stoelen. Maar dat is de voorkant van Voetbal International: een voetballer van Feyenoord, verkleed als iemand die je op de eerste rij ziet zitten bij een freefight-gala, met een ontploffend gasstelletje van de camping op de achtergrond.