Ik moet deze week veel aan Rob de Wit denken. Oud-FC Utrecht-speler en oud-Ajacied. Rob voetbalde zoals je zelf zou willen kunnen voetballen. Dat je voeten doen wat jij wilt. Dat je kunt doen wat je ter plekke bedenkt. Daarom was het een feest om naar Rob de Wit te kijken. Hij durfde te draaien en te pingelen, waar andere spelers voor de makkelijke bal achteruit kozen.
Ik herinner mij nog goed hoe er over Rob de Wit werd gesproken. Ik was 24 jaar oud en als ik naar het stadion liep, hoorde ik het om mij heen. We hadden er weer eentje, een geniale. Vrolijk genie op de linkerflank. Een linkspoot, in de tijd dat die nog gewoon linksbuiten stonden. Niemand dreigde naar binnen. Je ging buitenom en daarna scoorde je of je gaf in godsnaam dan maar een voorzet.
Aan de carrière van Rob de Wit kwam abrupt een einde door een hersenbloeding. Dat gebeurde tijdens zijn vakantie. De spelers van Ajax stuurden hem een kaartje: we wisten niet eens dat je hersens had. Het bleek veel erger te zijn dan iedereen dacht. Rob de Wit zou nooit meer voor Ajax voetballen.