In 1978 vertrekt een gehavend Oranje zonder Johan Cruijff en Willem van Hanegem richting Argentinië. Dat wordt een regelrechte survivaltrip. Het scheelt weinig of het zootje ongeregeld wordt nog wereldkampioen ook.
Verbijsterd kijkt legerofficier Jan Zwartkruis naar zijn supervisor Ernst Happel. Want hoe het kan gebeuren, weet niemand, maar er is domweg geen lijst van veertig namen ingediend. ‘Ja’, zeiden ze van het bestuur, ‘doe jij dat anders, Jan. Maak jij toch een lijst.’ Maar Jan is gekke Henkie niet. Als assistent zeker even die lijst maken? Dus is hij blijven bellen totdat hij de Oostenrijkse coach te pakken kreeg. Hij heeft hem met de grootste moeite zover gekregen elkaar ergens halverwege Zeist en Brugge in een hotel te treffen.
Geen spoortje dankbaarheid bij die man. Happel is begonnen met een rijtje ervaren en bekende namen, waarna Zwartkruis de lijst heeft aangevuld met jonge spelers. Totdat Happel achteloos een slok whisky naar binnen gooit, zijn sigaret nog even goed uitdrukt en Zwartkruis aankijkt alsof hij hem heeft betrapt op een fout.