Mister Champions League noemen ze Cristiano Ronaldo weleens. Niet voor niks natuurlijk, met zijn talloze doelpunten in dat toernooi en de vijf Cups met Grote Oren in zijn prijzenkast. Toch heeft de Portugees dit record (nog) níét in handen; de deze dinsdag overleden Paco Gento (88) won er namelijk zes!
De linksbuiten die eigenlijk nooit linksbuiten wilde zijn, maar vanaf de zijlijn wel magnifiek kon dribbelen, was een van de boegbeelden van Real Madrid. In een sterrenensemble die de latere generaties Galácticos vooral qua prestaties met gemak overtrof. Want met Ferenc Puskás en Alfred Di Stéfano was het alsof Cristiano Ronaldo en Lionel Messi in hetzelfde team speelden. En dan had je ook nog de Uruguayaan José Santamaria, Héctor Rial en natuurlijk Gento. Die ook in 1966 nog een Europa Cup I won. Zijn zesde na die serie van vijf tussen 1956 en 1960.
'Als de kerkdienst erop zit, loopt hij de zon in en deinst terug als hij de menigte zijn kant ziet opkomen. "Gento", zuchten de vrouwen. "Gento, Gento", fluisteren de mannen'
Drie momenten uit de carrière van een van de grootste spelers aller tijden van Real Madrid, die tussen neus en lippen door ook nog even twaalf Spaanse titels oppikte. Uiteraard is dit artikel gratis te lezen.
Sevilla, 11 juni 1961
De Amerikaanse journalist Gordon Ackerman maakt het voor de eerste keer in zijn leven mee: een grote voetbalwedstrijd op het oude continent. Spanje en Argentinië spelen vanavond vriendschappelijk tegen elkaar en de verslaggever geniet van de tradities om het soccer heen.
‘Om twaalf uur ’s middags stapt de kapitein van het Spaanse nationale team de kathedraal van Sevilla binnen voor het bezoeken van de Heilige Mis’, tikt Ackerman op voor Sports Illustrated. ‘In de straten eromheen zijn de vliegen verlamd door de hitte. Je kunt ze zo uit de lucht pakken als je dat zou willen. Vanuit het koele binnenste van omringende cafés klinkt het nerveuze geroezemoes van mensen die over de wedstrijd tegen Argentinië praten. Ze hebben het over Luis Suárez. Over de grote Alfredo Di Stéfano. En over Francisco Gento, de aanvoerder van Spanje. Als de kerkdienst erop zit, loopt hij de zon in en deinst terug als hij de menigte zijn kant ziet opkomen. “Gento”, zuchten de vrouwen. “Gento, Gento”, fluisteren de mannen.’
‘Het is niet de blinde, wilde opwinding van Fransen of Italianen’, schrijft Ackerman verder. ‘Iedereen is hier stomgeslagen vanwege de pure adoratie. Gento strijkt wat kinderen door de haren en schudt ontelbare handen. “Gento”, klinkt het opnieuw. “España, España”, neuriet een andere man bijna onhoorbaar voor zich uit. De voetbalster loopt verder de straat in, met al dat volk achter zich aan. Vier, vijf blokken lang en verdwijnt dan met een vriendelijk gebaar Hotel Cristina in.’
Londen, 13 april 2011
Hij zal dezer dagen vast weer komen opzetten: La Galerna del Cantábrico. De Storm van de Cantabrische Zee, het zuidelijke deel van de Golf van Biskaje waar het bij nacht en ontij hevig kan spoken. Tegenwoordig voelt de 77-jarige legende echter aan als een licht zomerbriesje. De windhond die ooit de 100 meter in elf rond afraffelde, gaat inmiddels rustig sjokkend door het leven. Wanneer Real Madrid voor een belangrijke wedstrijd staat, heeft Francisco Paco Gento dan ook alle tijd voor microfoon of camera. Zoals bijvoorbeeld bij de laatste confrontatie met Barcelona het geval was. Toen de voormalige linksbuiten al vóór de kansloze 5-0 nederlaag van Real Madrid zijn bewondering uitsprak voor de nieuwe vijand. ‘Leo Messi is een crack! Real speelt vanavond met elf tegen vijftien, want die jongen telt voor vijf.’
De Koninklijke heeft ditmaal in anderhalve week tijd liefst drie belangrijke wedstrijden voor de boeg. Vanavond speelt Real op White Hart Lane tegen Tottenham Hotspur in de Champions League. Komende zondag komt Barcelona op bezoek in Estadio Bernabéu en een week later reist de ploeg van trainer José Mourinho naar Valencia voor de volgende topper in de Primera División. Gento zal dus zeker weer een aantal keer voorbijkomen. Met die twinkelende ogen achter een wazige bril met enorme leesgedeeltes, en een gulle lach. En het liefst willen de Spaanse kranten hem dan weer in full colour vereeuwigen. Het oude baasje, die zo onder een plataan, bij al die andere Spaanse oude baasjes vandaan lijkt getrokken, tussen zes Europa Cups.
Brussel, 11 mei 1966
Natuurlijk, Ferenc Puskás lijkt met de week meer kilo’s mee te torsen en is in de late lente van 1960 al 34 jaar. Alfredo Di Stéfano loopt zelfs tegen de 35 en ook verdediger José Santamaria heeft inmiddels diepe groeven in het voorhoofd. Toch gelooft op dat moment geen mens dat het einde van de glorietijd van Real Madrid nabij is. In de vijfde Europa Cup I-finale op rij schuurt Het Witte Ballet tegen Eintracht Frankfurt tegen de perfectie aan. De West-Duitsers worden in Hampden Park voor 130 duizend toeschouwers gekleineerd, en de mensen klappen de handen stuk. Voor Puskás, die liefst vier keer het net vindt, voor Di Stéfano, die eveneens een hattrick voltooit, en ook voor Gento, die met zijn schone schijnbewegingen en strakke voorzetten de ware liefhebber doet watertanden. Real wint die meest eenzijdige Europa Cup-finale aller tijden met 7-3.
In de late lente van 1966 wordt oud-speler en trainer Miguel Muñoz echter horendol van alle vragen die Spaanse journalisten met de regelmaat van een mitrailleur op hem afvuren. En die steeds op hetzelfde neerkomen: Is deze ploeg niet te jong om een einde te maken aan die zes jaar zonder Europese hoofdprijs? Nationaal gezien is de lievelingsclub van Generalissimo Franco nog immer onaantastbaar – Gento wint in achttien seizoenen twaalf landstitels (!) – maar als Real Madrid zelfs tegen een nietige club als Feyenoord uit een nietig voetballand als Nederland ten onder kan gaan...
In De Kuip wordt het in de eerste ronde van de strijd om de Europa Cup I door treffers van Hans Venneker en Piet Kruiver 2-1 voor de Rotterdammers. Real maakt de uitnederlaag met een 5-0 overwinning meer dan goed, maar toch is iedereen het erover eens: er moeten langzamerhand koppen gaan rollen. Beseft uiteindelijk ook trainer Muñoz. De buik van Puskás – hoewel de Hongaar in abominabele fysieke staat in de return tegen Feyenoord nog goed is voor vier goals – hangt zo ver over zijn broek, dat hij nauwelijks meer als een voorbeeld kan dienen. En ook Santamaria wordt door hun oude ploeggenoot geslachtofferd ten faveure van frisse gezichten als Amancio en Pirri. Zodat voor de eindstrijd van het Europa Cup I-toernooi van 1966 nog maar één levende herinnering aan de 7-3 op het veld van het Heizel Stadion verschijnt.
'Ik zit vastgeroest aan die zijlijn... Maar oké, ik heb mijn jeugdig individualisme opzijgezet en me volledig onderworpen aan het teambelang'
De 32-jarige aanvoerder Paco Gento kijkt op dat moment, ondanks al zijn successen, niet met al te grote trots terug op zijn voetbaljaren. ‘Ik ben ontevreden over mezelf’, heeft hij zelfs al eens toegegeven. ‘Ik was veel liever linksbinnen geweest. Dan kun je veel creatiever en verrassender zijn, nu zit ik vastgeroest aan die zijlijn. Maar oké, ik heb mijn jeugdig individualisme opzijgezet en me volledig onderworpen aan het teambelang.’
Maar deze avond in België kan veel goedmaken. Gento kan eindelijk uit de schaduw treden van met name Di Stéfano en Puskás. Want hij, een van de veertien kinderen van een kleine keuterboer uit Cantabrië, kan hier geschiedenis schrijven.
Als de latere Ajacied Velibor Vasovic de Joegoslaven naar een 1-0 voorsprong knikt, slaat de schrik hem echter om het hart. Maar door de fantastische doelpunten van Amancio en Fernando Serena kan hij toch zijn zesde Europa Cup voor landskampioenen in zijn handen klemmen. Zijn naam is voorgoed gevestigd. De oude meester van de Ye-Ye-generatie – als verwijzing naar het Beatles-uiterlijk van een aantal spelers – is voorgoed de koning van de statistieken.