Het succes van Maurice Steijn: 'Het voetbal van nu is relatie­management'
PRO

Het succes van Maurice Steijn: 'Het voetbal van nu is relatie­management'

Toen hij begon, zat het publiek met de rug naar het veld en gezicht richting bar. Bijna vijf jaar later hebben de mensen zich omgedraaid om VVV-Venlo te kunnen zien spelen. In De Koel heeft zich een klein wonder voltrokken: van niets naar iets. Trainer Maurice Steijn over de weg naar succes: waar begin je, wat verander je, hoe zet je een succesvol elftal in elkaar? ‘Ik doe alles voor mijn spelers en ik verwacht er maar twee dingen voor terug: totale bereidheid en loyaliteit.’

VVV-Venlo zou vorige week een middagje gaan footgolfen, maar nog vóór vertrek vroegen de spelers hun trainer Maurice Steijn of het uitje kon worden geschrapt. ‘Ze waren helemaal kapot, zeiden: “Trainer, laat maar zitten, joh”. Ja, de training was zwaar geweest, meer dan twee uur lang. We móéten wel. Nog een paar puntjes, dan zijn we veilig en hebben we opnieuw een topprestatie geleverd. Alleen gaat dat nooit zonder bloed, zweet, tranen en vooral veel arbeid. We zijn VVV, hè, niet de beste ploeg in de Eredivisie. We moeten heel veel compenseren. Vandaar dat ik die jongens uitwring als een vaatdoek. Ze zullen soms best een hekel aan me hebben, ik ben ook speler geweest. Alleen spelen ze volgend jaar wel weer gewoon in de Eredivisie, hè.’

Toen u hier in de zomer van 2014 kwam werken, was er in feite niks. Hoe en waar begint een trainer dan?

‘Bij mij begon alles met eergevoel, maar daarvoor moeten we eigenlijk eerst terug naar mijn persoonlijke situatie. Ik was ontslagen bij ADO Den Haag en had nog anderhalf jaar tegoed van een Eredivisie-contract. Toen Stan Valckx namens VVV belde, zag ik dat helemaal niet zitten. Maar hij bleef bellen en verziekte daarmee zelfs een beetje mijn vakantie, want mijn vrouw werd er gek van. Zij wilde niet dat haar man in Limburg zou werken. Toch hing-ie weer aan de lijn en uiteindelijk ben ik naar Eindhoven gereden. Stan en voorzitter Hai Berden en directeur Marco Bogers schetsten vervolgens een reëel beeld van VVV. De mensen stonden met hun rug naar het veld en hun gezicht richting bar. Die koppen omdraaien, dát was de opdracht. Waarom ik?, heb ik ze gevraagd. Ik kende niemand in Venlo, Stan sprak ik zelfs voor het eerst face to face. Hij zag wat in me, zei hij, vooral in de manier waarop ik ADO had laten spelen en hoe ik mezelf presenteerde in de media. Dat streelt je ego dan wel. Het ontslag bij ADO zat me niet lekker. Sterker, dat vrat aan me. Bij mij leefden revanchegevoelens: Ik zal laten zien dat ik wat kan. Dat was ineens zó sterk, dat ik toegaf en daarmee dat geld van ADO inleverde voor een toch onzeker bestaan in Venlo. VVV was een gok, maar ik heb mijn gevoel gevolgd en uiteindelijk blijkt dat een geweldige keuze te zijn geweest.’

‘Ik wring die jongens uit als een vaatdoek. Ze zullen soms best een hekel aan me hebben’

U begon op nul in Venlo. Wat is dan de eerste stap?

‘In eerste instantie is dat vooral observeren, kwaliteit herkennen, zien wie goed genoeg is en wie moet worden vervangen. Ik kan me de eerste oefenwedstrijd nog herinneren. Ik schrok me dood, het niveauverschil met de Eredivisie was groot. Met vallen en opstaan rommel je jezelf dan door het seizoen, ups en downs, je wint wat, je verliest er een paar en met Kerst stonden we twaalfde of zo. We hadden nog wel de periodetitel kunnen winnen, hoefden alleen Achilles ’29 te verslaan, maar die wedstrijd eindigde in een gelijkspel. Typerend voor dat eerste half jaar. Maar zo tegen het einde van het seizoen begonnen we steeds beter te spelen en kregen we zelfs zicht op een plek in de play-offs. In onze laatste thuiswedstrijd versloegen we kampioen NEC, zodat we ons plaatsten. Vervolgens wonnen we van TOP Oss en stonden we ineens in de halve finale tegen NAC Breda. Die verloren we dan wel, maar toen was het wel gaan leven in Venlo. Er had zich een stil proces voltrokken. Alles begon op zijn plaats te vallen. Dat we toen die play-offs bereikten, is met de kennis van nu cruciaal geweest.’

Het was een eerste teken van leven?

‘Precies dát. In die periode waren we ook bezig met het nieuwe seizoen en een aantal spelers, en konden we wat makkelijker overtuigen. Onder anderen Moreno Rutten, Ralf Sentjens en Johnatan Opoku hadden meer aanbiedingen, maar zagen VVV in de play-offs. Dan komt je verhaal net wat overtuigender over dan wanneer je half april al bent uitgespeeld. Met die gasten erbij trokken we de lijn door. Sparta werd kampioen, maar wij maakten de meeste doelpunten in de historie van VVV, Ralf Seuntjens werd topscorer, we hadden het grootste talent en eindigden tegen alle verwachting in als tweede. Het jaar erop werden we meteen gebombardeerd tot titelkandidaat en we maakten het nog waar ook. Kampioen met tien punten voorsprong. Als je het zo heel snel vertelt, klinkt het logisch, maar we hadden de tiende begroting in de Eerste Divisie. Wat we wél hebben gedaan, is doorselecteren, gericht kijken naar betaalbare spelers en hard werken.’

Maurice Steijn (staand tweede van rechts) viert op 21 april 2017 met zijn spelers van VVV-Venlo het kampioenschap in de Jupiler League.
Maurice Steijn (staand tweede van rechts) viert op 21 april 2017 met zijn spelers van VVV-Venlo het kampioenschap in de Jupiler League.

Is dat dan de invloed van een trainer?

‘Los nog van de manier van spelen en trainen, ben ik dat eerste jaar vooral bezig geweest met eisen stellen en grenzen bewaken, discipline binnen en buiten het veld. Daarmee begint alles. Een mooi voorbeeld is Yuki Otsu, een Japanse speler die hier liep, international in die tijd. Hij zou in de winterstop naar Japan gaan voor interlands en wilde de laatste wedstrijd tegen Fortuna Sittard niet spelen, terwijl wij wat problemen hadden. “Coach, I don’t think I can play”. Loop jij eens mee, zei ik. Spullen pakken, wegwezen en nooit meer terugkomen. Nou, dat was wel iets hier. De club had een Japanse connectie, in de pers werd het breed uitgemeten en intern leverde het nogal wat discussie op. Voor mij was het wel een breekpunt, een signaal ook, naar iedereen: de buitenwereld en ook intern. Samen met Stan heb ik toen gezegd: We doen het op míjn manier, niemand bemoeit zich met mijn beslissingen en wie niet mee wil, pakt zijn tasje, loopt het trapje op en levert bij Bogers zijn contract maar in. Tot op de dag van vandaag heb ik dat volgehouden. Ik wil alles doen voor gasten, hè. Toen Jerold Promes werd geopereerd na die zware blessure, was ik met zijn vrouw en kinderen de eerste die zaterdag aan zijn bed zat op het moment dat-ie zijn ogen opendeed. Die kleine van Seuntjens had wat problemen, dan stuur ik meteen een knuffelbeer. Ik ben met Moreno Rutten naar Zeist gegaan om zijn belang te verdedigen na zijn rode kaart. Dat hoort óók bij mijn werk, vind ik. Alles doe ik voor mijn spelers, ik bescherm ze altijd, val ze nooit af in de pers en verwacht er maar twee dingen voor terug: totale bereidheid en loyaliteit. Samenvattend heb ik dat eerste jaar veel energie gestoken in de relatie met mijn spelers.’

Julian Nagelsmann zegt: ‘Het trainerschap van deze tijd bestaat voor zeventig procent uit empathie. De rest is tactiek.’

‘Het voetbal van nu ís natuurlijk ook relatiemanagement, maar niet alleen met je spelers. Ons team bestaat uit méér dan trainers en voetballers, ook de medische staf hoort erbij, de mensen die het materiaal verzorgen, de wasdames. Die kwamen een keer bij me klagen over spelers die hun vuile tenues zo op de grond gooiden; niks gesorteerd, alles door elkaar. Ik zei: Als ze dat nóg een keer doen, krijg je van mij opdracht de hele handel vies op hun stoeltje neer te leggen. Trekken ze het niet aan, spelen ze niet en trainen ze niet. Gewoon niet meer wassen. Hebben ze praatjes, stuur je ze naar mij. Nooit meer problemen gehad. In het spelershome ruimen ze gewoon hun rotzooi op. Het woord kanker is bij mij verboden, staat een heel hoge boete op. Die vreselijke ziekte misbruik je niet. Normaal doen, dat hoort bij mij en deze club. Als je dat voor elkaar hebt, ben je als trainer onderweg.’

‘Ik ben er nu wel achter dat het in dit vak draait om één ding: zuiverheid’

Hoe ver gaat de relatie trainer-speler?

‘Ik kan met mijn spelers zonder problemen een biertje drinken, dat staat de verhoudingen niet in de weg. Ik ben er nu wel achter dat het in dit vak draait om één ding: zuiverheid. Als spelers zien dat je straight bent, zijn ze bereid veel van je aan te nemen. Maar je moet ze wel het gevoel geven dat de een niet méér is dan de ander. Dat kan misschien bij Real Madrid, niet bij VVV-Venlo, waar het niveauverschil niet zo groot is. Ik heb dat geleerd van Henk ten Cate bij NAC. Die pakte echt iedereen aan. Daarom train ik na een wedstrijd altijd zelf de wissels, volledige aandacht, van begin tot einde. Andere trainers zitten misschien binnen bij de basis in de gym een kop koffie te drinken, maar ik ben toch ook hún hoofdtrainer? Ik probeer me altijd te verplaatsen in de gedachte van voetballers, want ik ben het tenslotte zelf ook geweest. Wat vond ik nou prettig? Ik had er ook een hekel aan als een trainer alleen maar oog had voor de eerste elf en de rest er maar een beetje bij liet hangen.’

Moeten spelers qua karakter bij een trainer of een club passen?

‘Daar heb je een goed punt, want zeker voor een club zoals VVV-Venlo is dat belangrijk. We eisen veel en daartegen moeten spelers wel bestand zijn. Dus wil ik weten hoe ze in elkaar steken, dan bel ik oud-trainers, medespelers, laat ik mensen trainingen bezoeken en kijk ik wedstrijden terug. Hoe reageert een speler? Niet alleen bij balverlies, maar bijvoorbeeld ook op de beslissing van een scheidsrechter. Hoe behandelt hij de andere mensen in een staf? Staat-ie alleen bij de trainer te slijmen, of is hij met iedereen goed? Lichaamstaal is voor mij essentieel. Op die manier is er wel een aantal afgevallen, jongens die we als versterking zagen, maar van wie na een grondige analyse bleek dat we er beter van af konden blijven. Maar ik draai het ook om. Spelers die wij willen hebben, mogen ook mij natrekken. Bel maar op, die mensen met wie ik heb gewerkt. Op die manier weet je van tevoren wat je aan elkaar hebt.’

Hoe zou u het voetbal van uw ploeg willen omschrijven?

‘Aanvallend-realistisch. In het kampioensjaar speelden we echt goed voetbal en die lijn trokken we door in de Eredivisie. Toen hebben we het de eerste twintig wedstrijden gewoon goed gedaan, waren we niet alleen een counterploeg. Die naam kregen we wel uit tegen AZ. Werden we teruggedrongen, hadden we moeite, alleen sleepten we er wel een gelijkspel uit. Ineens waren we die luizenploeg. Dat vond ik zo onterecht. Vorig seizoen richting het einde speelden we wel vanuit de reactie, maar nu zoeken we het veel meer in het voetbal, soms ook op een opportunistische manier. Ik heb twee grote spelers voorin, waarom zou ik dan achterin blijven priegelen. Heb je gezien hoeveel moeite PSV had met die lange bal van ons?’

‘Ineens waren we die luizenploeg. Dat vond ik zo onterecht’

Laten we de momenten van voetbal erbij pakken. Wat wilt u met VVV in balbezit?

‘Proberen via de opbouw te komen tot goed positiespel. Afhankelijk van hoe de tegenstander druk zet, doen we dat met drie of vier verdedigers. Ik wil daarvóór een roulerend middenveld zien en een spits die diep blijft, zodat we ook de vallende bal kunnen spelen. Het liefst heb ik dan aan een kant een valse, hangende buitenspeler en aan de andere kant één die dieper speelt. Wat we regelmatig doen is: middenvelder iets naar binnen laten trekken, back mee naar voren, spits diep. Dan spelen we niet helemaal in een vierkant zoals PEC Zwolle dat pretendeert, maar zo kun je overal op het veld voetballen, je afstanden kloppen vrijwel altijd. En dan gaan we zoeken, dan gaat het om timing, juiste moment van inspelen, juiste moment van bijsluiten. Wat ik absoluut níét wil, is dat een van mijn middenvelders de bal bij mijn centrum komt oppikken. Dan is mijn centrale duo helemaal weg en dat zijn over het algemeen je beste verdedigers. En wat doet zo’n middenvelder dan? Die geeft een pass die die andere jongens ook wel kunnen geven. Wegwezen dus. Op deze manier kunnen we elke tegenstander bespelen, doordat spelers precies weten wat ze moeten doen en we kunnen varieren met de invulling van ons elftal.’

Zoals Opoku op Angeliño tegen PSV?

‘Ik vind die hele wedstrijd tegen PSV een voorbeeld van onze tactische flexibiliteit. We begonnen met iedereen wat naar binnen, lange bal, Opoku die zijn duels wint van Angeliño en we konden druk houden op de tweede bal, zonder dat we zélf onder druk kwamen te staan. Als we het dan hebben over balbezit tegenstander – ook een belangrijk moment in voetbal – lieten we bij PSV Schwaab, Viergever, Sadilek en Rosario in balbezit, want die zijn minder creatief en hadden de oplossing niet. Waar zit het gevaar van PSV? Bij de backs Dumfries en Angeliño. Veel tegenstanders blijven met drie man druk zetten, dus wat gebeurt er dan? Bal naar Dumfries, druk, iedereen schuift mee, Dumfries zakt uit, speelt Zoet aan en de bal gaat via het centrum of een middenvelder naar Angeliño die helemaal vrij is. Dan is-ie in zijn kracht. Wij koppelden gewoon, man op man. Daarmee kwamen die backs vroeg in balbezit, in plaats van dat ze er konden kómen zonder bal. Dat is dan een aanpassing en met een paar positiewisselingen kunnen we varieren.’

Johnatan Opoku troeft PSV’er Luuk de Jong af. ‘Ik vind die hele wedstrijd een voorbeeld van onze tactsche flexibiliteit.’
Johnatan Opoku troeft PSV’er Luuk de Jong af. ‘Ik vind die hele wedstrijd een voorbeeld van onze tactsche flexibiliteit.’

Wat is de basis van uw trainingen?

‘Positiespel, de basis van alles. Het moet alleen geen doel op zichzelf worden, maar een middel om tot kansen te komen. Ook dat kan op verschillende manieren, met druk, maar ook van achteruit. Het liefst speel ik op de helft van de tegenstander, zodat we bij balverlies meteen compact druk kunnen zetten. Maar we worden ook weleens gedwongen tot een lange bal, of we kiezen er zelf voor. In dat geval spelen we vanuit een iets teruggetrokken organisatie. Dat laatste is ook iets waarmee we vanaf dag een zijn begonnen. De organisatie bij balbezit, balverlies en balbezit tegenstander.’

Op welke manier krijg je een goede organisatie in een ploeg?

‘Ik heb veel elf-tegen-elf getraind, sjablonen en heel veel wedstrijd- en trainingsbeelden laten zien. Praten, visualiseren, net zo lang tot ze het onder de knie hebben. Daarna pakken we steeds een nuance. De basis is: kop cirkel, 4-3-3, de ene keer met een nummer 10 eruit, de andere keer met een buitenspeler, soms hoog, dan weer laag. Afhankelijk van hoe goed een tegenstander kan opbouwen, moet mijn ploeg dat kunnen aanvoelen. Hoeveel snelheid hebben ze voorin en wíj achterin? Zo kijken we naar wedstrijden en tegenstanders, en passen we onze speelwijze erop aan. Is niks om je voor te schamen. Ik ben geen trainer die zegt: PSV komt naar Venlo en zij passen zich maar aan óns aan. Dat zou heel stoer klinken, maar weinig resultaat opleveren.’

Bondscoach Ronald Koeman en Ajax-trainer Erik ten Hag, roemden in het eindejaarsnummer van dit blad VVV-Venlo als enige ploeg die zich fysiek kon meten met de topdrie. Is dat ook bewust beleid?

‘Ik vond dat wel een heel mooi compliment, hoor… Voor bepaalde posities selecteer ik op lengte en kracht, ja: keeper, centrale duo en spits. Hen heb ik het liefst lang. Voorin hoeft dat niet per se. Vorig jaar hadden we Thy die het uitstekend deed. En voor Van Crooij, die ik graag had gehouden, kwam Grot, ook lang en sterk. Ik ben eerlijk: da’s toeval geweest. Maar als je ze toch hebt… Vaak zeg ik tegen mijn verdedigers: Speel zo’n luie bal op die gasten, zo eentje die lekker achter de verdediging valt. Ze zijn sterk voorin, balvast en wij kunnen aansluiten in de organisatie. Bij dat idee horen topfitte spelers. Ik train dus hard, echt hard. Komen we weer uit bij het begin. Wát je ook doet in het leven, alles begint met hard werken.’

Heeft u spelers daarvan moeten overtuigen?

‘In het begin wel. De meesten die hier komen, moeten echt aanpoten. De rest is gewend en kan ook gas geven, tot de 95ste minuut. Ze weten zelf dat het moet, anders redden wij het niet. Ik hoef intussen niet meer te controleren, die gasten zitten op hun vrije dag zelfs in de gym. We zijn niet de beste, we spelen niet altijd het mooiste voetbal. Maar we zijn wel verdomd moeilijk te verslaan. Fysiek zijn we ijzersterk en topfit. En daardoor altijd scherp.’

‘Ik hoef geen spelers met maniertjes, dat past niet bij me’

Is dat dus hoe ver de invloed van een trainer reikt?

‘Je bent als trainer verantwoordelijkheid voor de fitheid van je groep en de speelwijze, die realistisch moet zijn en waarin spelers ook geloven. Daarbij is het je taak de juiste karakters te verzamelen, jongens die bij jou passen. Ik hoef bijvoorbeeld geen spelers met maniertjes, dat past niet bij me. Daarop kun je invloed uitoefenen. Voor de rest ben je afhankelijk van de kwaliteit, zo simpel is het ook. Als we Unnerstall niet hadden gehad, onze keeper, stonden we misschien een stuk lager met zeven punten minder. Die pakt tegen Excelsior twee zekere goals. Excelsior had 26 punten, wij 29. Anders hadden we gelijk gestaan. Dát is het verschil, ik sluit mijn ogen er niet voor. Het houdt je ook nuchter.’

VVV-keeper Lars Unnerstall heerst in de Johan Cruijff Arena. ‘Als we hem niet hadden gehad, stonden we misschien een stuk lager met zeven punten minder.’
VVV-keeper Lars Unnerstall heerst in de Johan Cruijff Arena. ‘Als we hem niet hadden gehad, stonden we misschien een stuk lager met zeven punten minder.’

Welke rol speelt de factor geluk?

‘Een grote. Wij beginnen het seizoen met vijf nieuwe spelers, sowieso lastig en dan is het programma: Willem II-uit, Ajax-thuis, FC Utrecht-uit. In Tilburg schieten we één keer op goal, die valt binnen en we winnen met 0-1. Ajax verliezen we na interventie van de VAR, terecht, maar wel pas in de 88ste minuut. Gaf mentaal toch best vertrouwen. En in Utrecht komen we 1-0 achter, wordt het gelijk en hadden we moeten winnen. Drie gespeeld, vier punten, waar nul uit drie niet vreemd zou zijn geweest. In dat geval hadden we meteen in de achtervolging gemoeten, nu zorgden de snelle puntjes voor een rustig werkklimaat.’

Zij die u kennen, noemen u een straatvechter.

‘Misschien dat ik daarom wel veel terugval op wat ik heb geleerd van Henk ten Cate. Hij is met afstand de beste trainer die ik heb gehad. Veel positiespel, direct in zijn benadering. Als dat je tot een straatvechter maakt, kan ik me daarin wel vinden. Ik bedoel: ik kwam hier met niks en heb toch moeten overleven. Mijn karakter stelde me ertoe in staat. Ik wil gewoon altijd winnen, ten koste van alles.’

In uw trainerskamer staan biografieën van trainers, u liep stage bij José Mourinho, ging met Co Adriaanse en Dick Advocaat over voetbal praten, u spart af en toe met Martin Jol. Wat zoekt u precies?

‘Ervaringen die ik nog niet heb en zij wél hebben. Zij kunnen processen beschrijven die ik nog moet meemaken, maar dat je – als je het dan overkomt – meteen denkt: Oh ja, daarover heb ik het nog gehad met Jol. Het mooie vind ik dat al deze trainers op alle niveaus hebben gewerkt, voordat ze de top haalden. Zo’n traject heb ik ook voor ogen.’

Het is en blijft toch een ervaringsvak.

‘Als jonge trainer geloof je er niks van. Totdat je wat ouder wordt. Ik doe nu veel dingen heel anders dan vroeger. Toen ik net begon, zat ik neurotisch op die bank en als het niet goed was gegaan, konden mijn spelers zich na afloop beter verschuilen. Ik heb dingen geroepen waarvan ik nu weet: dat kán helemaal niet. Veel te emotioneel, ik gaf spelers echt onder uit de zak dat ze zo wit zagen als de flipover. Maar… Keek ik dan later die wedstrijd terug, bleek het allemaal wel mee te vallen. Nu zeg ik niks meer direct na een wedstrijd. Heeft totaal geen nut, je moet de emoties laten bezinken en bovendien horen spelers je toch niet. Ze zitten helemaal niet op een preek van hun trainer te wachten, maar dat deed ik dus wél. Tenzij ze nu dus collectief niet werken of afspraken niet nakomen. Dan zeg ik dat natuurlijk wel direct.’

‘Ik heb dingen geroepen, waarvan ik nu weet: dat kán helemaal niet. Veel te emotioneel’

Is het een gezond vak?

‘Ik heb de schaduwkant al meegemaakt bij ADO, met bedreigingen, supporters die aan je deur staan... Dat is géén gezonde situatie. Maar als je in alle rust kunt werken, zoals hier in Venlo en het gaat in een stijgende lijn, dan is het een prachtig vak. Tel daarbij op de leeftijd: ik word ouder, kan beter relativeren. Financieel ben ik niet onafhankelijk, dat zorgt altijd voor druk, je moet je familie onderhouden en zo, maar geestelijk voel ik die onafhankelijkheid intussen wel. Omdat ik weet dat wat ik doe, werkt.’

Volgens Adriaanse kun je een elftal zien als een schilderij. Een Van Gaal, een Hiddink. Bestaat er ook een Steijn?

‘Een Steijn… Dat is dan een fit elftal, met karakter, dat mooi kan voetballen, maar ook realistisch als dat wordt gevraagd. Een ploeg die ten koste van alles wil winnen en plezier uitstraalt. Dat zou ik wel een mooi compliment vinden. Ik geloof ook wel dat je het karakter van een trainer kunt terugzien in een elftal.’

U verricht met VVV-Venlo al bijna vijf jaar vakwerk, maar een diepere gedachte dan hard werken, goed en gericht trainen, een logische formatie en speelwijze neerzetten en normaal doen, zit er niet achter?

‘Maar meer ís het toch ook niet? Ik heb geen zin voetbal te benaderen als hogere wiskunde, ik maak het voor mijn spelers niet moeilijker dan het is, want het blijft gewoon voetbal. Als ik weleens collega’s hoor en lees, wat voor termen ze eruit gooien, wat ze allemaal verzinnen en doen... Waarom zou ik met kleinere ballen trainen, als we zondag met een normale bal spelen? Sterke gasten in de as, een goede keeper, een slimme spits en een beetje geluk. Daarmee kom je een eind, hoor.’

Zo simpel kan het toch niet zijn?

‘Misschien chargeer ik wat. Toen het tegen PSV na zeventig minuten nog 0-0 was, ik om me heen keek en al dat publiek ademloos zag kijken, zei ik wel tegen Jay Driessen, al die jaren mijn assistent: Toen we begonnen, zaten ze met de rug naar het veld. Moet je nu eens kijken wat we met z’n allen hebben neergezet. Ja, dat maakt me trots en natuurlijk is dat niet alleen geluk of een goede keeper. Het is het gevolg van een duidelijke werkwijze, van doorselecteren en discipline bewaken, van goed samenwerken met iedereen binnen de club en plezier maken. Op die manier kan iedere club iets bereiken.’

Maurice Steijn heeft plezier met zijn trouwe assistent Jay Driessen.
Maurice Steijn heeft plezier met zijn trouwe assistent Jay Driessen.
Gerelateerde artikelen