Zeven jaar lang was Marcel Lucassen betrokken bij de Duitse voetbalrevolutie waarvan de nationale ploegen nu de vruchten plukken. Een gesprek met de Nederlander die van dichtbij zag hoe Duitsland zichzelf als voetballand opnieuw uitvond.
In de talloze discussies over de crisis in het Nederlandse voetbal komt vroeg of laat altijd de Duitse voetbalrevolutie terug. De Duitsers zouden hun succes te danken hebben aan een kijkje in de Hollandse keuken. Als een verhaal vaak genoeg herhaald wordt, dan is het vanzelf waar. Dus als in december 2014 op een congres de speerpunten voor de verbetering van het Nederlandse voetbal benoemd worden, is Duitsland het lichtende voorbeeld.
‘Tijdens het congres werd verwezen naar de situatie in Duitsland. Spelers die vroeger werden overgeslagen vanwege gebrek aan kracht en inhoud, worden nu wel opgepikt, omdat veel meer de nadruk wordt gelegd op hun technische en tactische kwaliteiten’, valt te lezen in het plan – Winnaars van Morgen – dat Oranje terug moet brengen naar de wereldtop. ‘Daardoor heeft het Duitse voetbal inmiddels meer Nederlandse trekken (lees: aanvallend, creatief, dominant) gekregen dan het Nederlandse voetbal zelf. Zo’n toevoeging moet ook in Nederland worden gemaakt, alleen omgekeerd: niet alleen kijken naar technische en tactische kwaliteiten, maar ook naar fysieke en mentale kracht.’
Als de prominente ex-voetballers in Stadion Galgenwaard de toekomst van het Nederlandse voetbal bespreken, staat de Nederlander die zeven jaar als hervormer in de Duitse klei heeft gestaan op een trainingsveld. Marcel Lucassen is niet uitgenodigd. Bij het laatste voetbalcongres op 9 mei staat Lucassen opnieuw niet op de lijst van sprekers. In tegenstelling tot de tactiekblogger Martin Rafelt, die besluit voor zijn presentatie informatie in te winnen bij Lucassen. Rafelt luistert en vraagt zich hardop af: ‘Maar Marcel, waarom ben jij zelf eigenlijk niet uitgenodigd?’
Lucassen moet het antwoord schuldig blijven. De 54-jarige Limburger kwam als voetballer niet verder kwam dan de jeugd van VVV-Venlo. Daarna maakte hij naam als fysiotherapeut en individueel voetbaltrainer van Nederlandse en vooral Duitse talenten. Waaronder profs van Bundesliga-clubs, zoals Borussia Mönchengladbach en Schalke 04. Desondanks is Lucassen in het professionele Nederlandse voetbalcircuit redelijk anoniem. Vanwege het feit dat hij wars van zelfpromotie is, denkt hij zelf. Lucassen heeft geen Twitter, geen Facebook, geen Instagram en zelfs geen eigen website. Solliciteren heeft Lucassen nog nooit gedaan, laat staan dat hij via de pers lijntjes uitzet. Zo kan het gebeuren dat hij nu voor het eerst bij een groot Nederlands publiek zijn verhaal doet over de Duitse voetbalrevolutie. Een relaas over het creëren van een nieuwe voetbalidentiteit, de kracht van individuele training en gegenpressing.
Fussball spielen
Lucassen weet nog als de dag van gisteren hoe zijn avontuur bij de Duitse voetbalbond DFB begon. Met een telefoontje in de winter van 2008.
‘Sie sprechen mit Matthias Sammer. Kennen sie mich?’, klinkt het aan de andere kant van de lijn.
Lucassen kan een glimlach niet onderdrukken. Natuurlijk kent hij de ex-voetballer die Europees kampioen werd, de Champions League won en inmiddels als technisch directeur het Duitse voetbal hervormt. ‘Ik heb inderdaad wel eens van je gehoord’, reageert Lucassen, die op dat moment als individueel trainer werkzaam is voor het 1899 Hoffenheim van Ralf Rangnick.
‘Herr Lucassen’, vervolgt Sammer met typisch Duitse beleefdheid. ‘Ik heb met spelers en trainers over u gesproken. Zij vertelden mij dat ze veel van u geleerd hebben. Toen was ik direct geïnteresseerd.’
Marcel Lucassen over Ralf Rangnick
In Duitsland heeft Marcel Lucassen stap voor stap zijn reputatie opgebouwd. ‘Ik was eerst actief als individuele trainer. Dat deed ik in een kleine groep, los van de clubs’, aldus Lucassen. ‘Marvin Compper was een van die spelers. Via hem kwam ik terecht bij 1899 Hoffenheim.’Als Lucassen door trainer Ralf Rangnick wordt aangesteld als assistent, is het kapitaalkrachtige Hoffenheim actief in de Tweede Bundesliga. Lucassen maakt de promotie mee en is betrokken bij het spectaculaire eerste jaar op het hoogste niveau. ‘Wij speelden snel countervoetbal in een gigantisch tempo. Rangnick was geïnspireerd door trainers als Helmut Gross en Valeri Lobanovski. Voor de winterstop werkte dat fantastisch. Teams kenden Hoffenheim niet en probeerden dominant tegen ons te voetballen. Dan sloegen wij toe op de counter.’
In de tweede seizoenshelft is het verrassingseffect weg en haakt Hoffenheim af als titelkandidaat. ‘Rangnick had het altijd over het spel zonder bal, terwijl ik het spel met bal als startpunt neem, zowel in het aanvallen, omschakelen als in het verdedigen’, kijkt Lucassen terug. ‘Het ontbrak in die periode aan een plan voor het aanvallende gedeelte. Daardoor kwamen we in de problemen toen tegenstanders gingen inzakken.’
In 2011 wordt Lucassen na het ontslag van Rangnick door Hoffenheim teruggevraagd als assistent van Marco Pezzaiuoli, met wie hij eerder werkte bij Duitse jeugdteams. ‘Ik kon een contract voor vijf jaar tekenen, maar dan was ik vijf jaar weg bij mijn gezin. Dat wilde ik niet. Bij de DFB had ik meer vrijheid, waardoor ik vaker thuis kon zijn en cursussen kon geven. Dat voordeel heb ik ook bij mijn huidige baan als technisch directeur bij Al-Nasr in Dubai.’
In het geanimeerde gesprek dat volgt, legt Sammer direct zijn probleem op tafel. In zijn eerste twee jaar bij de DFB heeft hij zich gefocust op de infrastructuur van het jeugdvoetbal. Naast de academies van de profclubs stampt de Duitse bond sinds het desastreus verlopen EK 2000 liefst 366 regiocentra uit de grond. Deze centra worden systematisch verspreid over de oppervlakte van het land. Een heidens karwei waarvoor duizend gediplomeerde coaches nodig zijn. Dit uit Frankrijk overgewaaide concept is gebaseerd op de wet van de grote getallen. Deze duizend coaches zijn in staat om zeshonderdduizend voetbaltalenten in kaart te brengen en veertienduizend veelbelovende spelertjes goede oefenstof te geven. Zo wordt de kans op het mislopen van de nieuwe Mesut Özil aanzienlijk verkleind.
Sammer begrijpt dat deze operatie niet genoeg is om Duitsland terug te brengen aan de wereldtop. Er bestaat volgens Sammer namelijk nog een essentieel probleem. ‘Aber Herr Lucassen. Wir können gar nicht fussball spielen.’
Duitse voetbaluniversiteit
Sammer denkt dat Lucassen de juiste man is om Duitsland te helpen bij het vormen van een nieuwe voetbalidentiteit. Het zomersprookje van het WK 2006 smaakt naar meer. Die Mannschaft wil voortaan de aanval zoeken in plaats van leunen op de verdediging, maar dat vraagt om een ander soort opleiding. Lucassen wordt de centrale pion in dat veranderingsproces, vanuit een vrije rol. Hij sluit aan bij overleggen, assisteert de coaches van nationale jeugdteams en geeft les op trainerscursussen.
‘De DFB wilde de nieuwe speelwijze top-down introduceren’, blikt Lucassen terug. ‘Als jij op een andere manier wil gaan voetballen, dan moet je anders gaan trainen en coachen. Ik kreeg de gelegenheid om dat in de praktijk te brengen bij de nationale jeugdteams, vanuit het idee dat deze oefenstof vanuit daar bij de clubs terecht zou komen. Eigenlijk moet het net zo zijn als met een schoolopleiding. De clubs zijn in die metafoor het gymnasium of het vmbo. De bond zou de universiteit moeten zijn.’
Marcel Lucassen over Bastian Schweinsteiger
De coaches van de DFB kwamen iedere week bijeen om te praten over de ontwikkelingen in het Duitse voetbal. Marcel Lucassen was daarbij een vaste gast. ‘Die gesprekken duurden vaak drie of vier uur. Op een gegeven moment kwam Bastian Schweinsteiger daar in aan de orde. Mij was het opgevallen dat hij iedere keer in de bal kwam. Toen heb ik voorgesteld om hem ook in de breedte te laten vrijlopen, in de ruimte waar normaal de back staat. Dan moet zijn tegenstander namelijk een keuze maken: zijn zone verlaten of zijn man volgen.’Schweinsteiger werd zo bekwaam in deze loopactie dat deze door de Duitse pers naar hem vernoemd werd: ‘Der Schweini’. Lucassen geniet daarvan: ‘Daar zijn ze in Duitsland heel goed in. Mooie namen verzinnen voor bepaalde acties. Zo scoorden we met Hoffenheim ooit via een bepaalde variant uit een vrije trap tegen Freiburg. Dat werd daarna de Freiburg-Freistoss genoemd.’
De methode-Lucassen slaat aan. Hij biedt de Duitsers een logische structuur om tot in detail over voetbal te kunnen praten. Klassiek voetbaljargon als ‘scherp zijn’ en ‘concentreer je op je aanname’ verdwijnt razendsnel op de velden van de bond. In plaats daarvan introduceert Lucassen specifieke aanwijzingen, opgedeeld naar de vier kenmerken van een voetbalactie: positie, richting, moment en snelheid.
Lucassen, die sinds 2015 technisch directeur is bij Al-Nasr in de Verenigde Arabische Emiraten, maakt dat concreet met een voorbeeld: ‘De wedstrijd is altijd de basis. Daarin doen zich spelsituaties voor, die ik in oefeningen zoveel mogelijk simplificeer. Bij het nationale team heb je nu eenmaal weinig trainingstijd. Dus begin je bijvoorbeeld met een passvorm met de rechtsback, rechter centrale verdediger en rechtsmid, zonder tegenstanders. Dat herkennen de spelers vanuit de wedstrijd. Vanuit die simpele vorm kun je heel specifiek het waarom uitleggen. Welke pass geef je? Met welke snelheid? In welke richting? En op welk moment? Hetzelfde doe je voor vrijlopen. Dan kun je de spelers laten zien dat ze in die driehoek kunnen wisselen, maar dezelfde posities blijven bezetten. Bijvoorbeeld door de back door te schuiven en de rechtsmid in zijn zone te laten uitzakken. In dezelfde training zet je dit om naar een positiespel, waarin de spelers deze momenten herkennen. Om te eindigen met een wedstrijdvorm, waarin je de coaching opnieuw focust op dit ene element.’
Geen hogere wiskunde, geeft Lucassen direct toe. ‘Alles wat ik vertel is heel erg simpel, maar in Duitsland was dit nieuw. In Nederland zie ik hetzelfde probleem terug. Onze trainers zijn in staat om tactisch op teamniveau te organiseren, maar spelinzicht op individueel niveau wordt nauwelijks gecoacht. Trainers trainen het liefst wat ze zelf kunnen. In Duitsland is dat het verdedigen, in Nederland het teamtactische verhaal. Technische details worden daardoor over het hoofd gezien.’
De coaches van de nationale jeugdteams geven Lucassen alle ruimte om binnen de teamcontext individuele tips te geven aan de spelers. Christian Zeidel, die tussen 2011 en 2014 leiding geeft aan Duitsland Onder-18 en Onder-19, introduceert Lucassen als volgt bij zijn spelers. ‘Dit is Herr Lucassen. Luister goed naar hem, want ik leer heel veel als ik met hem praat. Als ik eerder met hem gewerkt had, dan had ik vroeger de bal niet zoveel pijn gedaan.’
Marcel Lucassen over Emre Can:
Marcel Lucassen was actief betrokken bij de Duitse lichting van 1994, waar onder anderen Emre Can deel vanuit maakte. Lucassen daagde die generatie uit met een bepaalde vorm die keer op keer terugkwam in de warming-up. ‘Daarin zaten twintig passeerbewegingen, die ik genummerd had van één tot en met twintig. Dan noemde ik een getal en moesten de spelers de beweging die daarbij hoorde uitvoeren. Dat was een speelse manier om deze technische acties te introduceren.’Tijdens een wedstrijd tegen Zwitserland zag Lucassen hoe deze warming-up effect sorteerde op het veld. ‘Julian von Haacke, die vorig jaar voor NEC speelde, zat ook in die groep. In dat duel nam hij op een bepaald moment de bal aan op zijn borst en haalde hij hem direct terug achter zijn standbeen. Toen riep hij naar de zijkant: “Herr Lucassen, dat was nummer vijf”. Even later maakte Can een doelpunt na een andere actie die we geoefend hadden. Ook hij kwam naar de dug-out: “Herr Lucassen, dat was nummer elf”. Dat soort momenten maakten duidelijk dat herkenbaarheid ontstond bij de spelers. Ze zagen wat we trainden terugkomen in de wedstrijden.’
Mede dankzij dergelijke speeches van succesvolle ex-internationals verspreidt het verhaal dat iets bijzonders gebeurt bij de DFB zich snel. ‘Spelers kwamen terug met verhalen over hoeveel ze geleerd hadden. Dat wekte interesse van de clubs. Dus zagen we steeds meer jonge trainers langs de lijn die kwamen kijken wat we precies aan het doen waren’, memoreert Lucassen.
Gegenpressing
Van nabij zag Lucassen de speelstijl in Duitsland veranderen. De klassieke 5-3-2 met libero werd ingeruild voor een viermansdefensie. Mandekking werd zonedekking. Daarnaast werden in de Bundesliga de omschakelmomenten tot kunst verheven. Dat gegenpressing - de benaming voor het direct massaal drukzetten na balverlies - een Duits woord is, is niet toevallig.
‘Dit fenomeen ontstond rond 2008 en ook op dit onderdeel kon ik mijn visie implementeren’, zegt Lucassen. ‘In feite stimuleer je het natuurlijke gedrag van spelers. Als je voetballers van zeven jaar op een veld zet, dan willen ze dribbelen en scoren. Zodra ze de bal verliezen, proberen ze allemaal tegelijk om hem terug te veroveren. Dat principe kun je ook toepassen op een hoger niveau. Alleen doe je het dan op een meer gestructureerde manier.’
Lucassen gaat geestdriftig verder met zijn betoog. ‘De truc is om de man aan de bal van drie of vier kanten onder druk te zetten. Met als voornaamste doel om de pass naar voren te voorkomen. Daarnaast dwing je een tegenstander op die manier om snel te handelen. Dat is een voordeel, omdat zijn team nog in de verdedigende organisatie staat. Het kost tijd om te schakelen naar de aanvallende organisatie. Daar kun je van profiteren. Bovendien is de tegenstander ongeorganiseerd zodra je de bal terugverovert en kun je dan direct een gevaarlijke tegenaanval plaatsen.’
Het succes van gegenpressing hangt af van de kleinste details, benadrukt Lucassen. ‘Voordekken is heel belangrijk. Dat betekent dat je niet je tegenstander dekt, maar in de passlijn loopt en zo de bal onderschept. Dat begint met het goed lezen van lichaamstaal van de man aan de bal. In het ideale scenario beperk je zijn opties door de meeste spelers rond de bal te dekken en de ruimtes dicht te maken. Dan laat je één optie over en op het moment dat hij daar gebruik van wil maken, kom je ineens in de passinglijn om te onderscheppen. Zo maak je voorspelbaar waar je als ploeg de bal gaat winnen.’
Cruciaal is volgens Lucassen om de omschakelmomenten terug te laten komen in iedere trainingsoefening. ‘Of het nu gaat om een positiespel, simpele passvormen of een afwerkoefening: in Duitsland bouwen we altijd omschakelmomenten in. Zo stimuleer je bewust en onbewust het gewenste gedrag bij spelers. In Nederland hebben we vaak de neiging om een oefening die gericht is op de opbouw af te kappen zodra de bal verloren wordt, maar daarmee communiceer je naar het onbewuste van spelers dat je op die momenten rust mag pakken. In de wedstrijd wil je juist dat het tegenovergestelde gebeurt. Dan moet je dat ook zo trainen’
Bezigheidstherapie
Als Lucassen kijkt naar de huidige staat van het Nederlandse voetbal, dan heeft hij het idee dat nog veel geleerd kan worden van de Oosterburen. Niet op het gebied van fysieke kracht of mentaliteit, maar juist op technisch gebied. ‘Dit seizoen heeft Ajax een Europese finale gehaald. Dat is hartstikke prima, maar dat gebeurde met Bertrand Traoré, Kasper Dolberg en Amin Younes in de voorhoede. Dat zijn drie buitenlanders. De spelbepalende middenvelder is Lasse Schöne, ook geen Nederlander. Bij Oranje zie ik hetzelfde beeld. Onze verdedigers spelen in topcompetities, maar offensief is de keuze beperkt. Daarom zou volgens mij de vraag moeten zijn: hoe leiden we betere aanvallers op en maken we verdedigers en middenvelders beter op specifieke onderdelen, zoals bijvoorbeeld het winnen van de bal en omschakelen?’
Lucassen komt direct met het begin van een antwoord. ‘Ons grootste probleem is dat we de bal rondtikken om het rondtikken. Dat heeft zijn oorsprong in de trainingen. Dat is vaak bezigheidstherapie, omdat deze niet specifiek zijn en richting ontbreekt. We moeten vanaf het nulpunt het waarom gaan uitleggen. Als jij de bal krijgt, dan is de oriëntatie diep. Want daar is het doel. Lukt dat niet, dan speel je de bal diagonaal. Is dat geen optie, dan kijk je zijwaarts naar mogelijkheden. Een bal terug geef je alleen als alle andere opties uitgesloten zijn. Dat is het generale idee: wanneer mogelijk zo snel mogelijk naar de goal. Vanuit daar kun je vervolgens alle details aanreiken, zoals penetrerende middenvelders en positiewisselingen. Voor verdedigen geldt hetzelfde principe.’
‘De kern is het coachen van spelinzicht binnen een bepaalde spelfilosofie’, besluit Lucassen. ‘Voetbal is namelijk geen coachsport, omdat de bal altijd vrij is. Tijdens de wedstrijd maken de spelers de beslissingen. Daarom is de voornaamste taak van coaches om tijdens de trainingen - wanneer je het spel wél kan stilleggen - de acties in het verdedigen, aanvallen en omschakelen voorspelbaar te maken. Zo kweek je spelinzicht en dat is wat op het allerhoogste niveau het verschil maakt. Dit betekent dat de trainer spelinzicht móét hebben om dit te kunnen coachen op individueel niveau binnen de teamontwikkeling. Wanneer een coach niet deze kwaliteit bezit, blijft het vaak bij subjectief coachen. In het profvoetbal zou een coach, met wellicht andere kwaliteiten, zich moeten omringen met een specialist hierin.’
Een conclusie die sterk contrasteert met het KNVB-rapport Winnaars van Morgen, waarin gesteld wordt dat het technische en tactische aspect op orde is in Nederland en dat de winst vooral behaald kan worden op fysiek gebied. Leren van het Duitse succes is verstandig, maar misschien is de omgekeerde weg behandelen niet de beste manier om dat te doen.