Ze zijn bij Ajax zelfs niet meer op twee handen te tellen: tieners die regelrecht lijken af te koersen op een glansrijke carrière. Denk alleen al aan Naci Ünüvar, Sontje Hansen, Brian Brobbey en Ryan Gravenberch. De enorme luxe doet trouwe toeschouwers op De Toekomst terugdenken aan die andere gouden generatie, geboren in 1983 of 1984. Met Wesley Sneijder, Rafael van der Vaart, Nigel de Jong, John Heitinga én Mbark Boussoufa.
Drie van die vijf zijn inmiddels profvoetballer af, De Jong en Boussoufa bollen uitstekend betaald uit in Qatar. De eerste kwam liefst 81 keer uit voor Oranje en speelde een WK-finale, de tweede, die in augustus alweer 36 jaar wordt, was nimmer op de Nederlandse velden te aanschouwen. De op de Amsterdamse pleintjes gevormde spelmaker koos voor het Marokkaanse nationale elftal, waarin hij het voorbije WK nog een onmisbare schakel was die geen minuut van de drie groepswedstrijden miste, en toonde zijn spectaculaire kunsten alleen in het buitenland. Al vanaf zijn zestiende, toen Chelsea hem oppikte uit de Ajax-opleiding.
'Voetballend was ik volgens toenmalig Ajax A1-trainer Danny Blind goed genoeg, maar mentaal zou ik het laten afweten. Wat een onzin zeg, omdat ik een keer een slecht rapport had?
Waarom hij al zo vroeg naar het buitenland trok en ook nooit meer terugkeerde op vertrouwde grond, legde hij in het Kerstnummer van 2006 nog eens uit. Als sterspeler van Anderlecht was Boussoufa net verkozen tot Belgisch Voetballer van het Jaar, een prijs die hij nog tweemaal zou winnen, in 2009 en in 2010 (deze zondag precies tien jaar geleden). Niet lang daarna koos hij voor de roebels van FC Anzhi. Hoewel hij tijdens het interview met VI’s David de Vries nog openlijk droomde van een toekomst bij Barcelona – ‘Ik vind dat geen onrealistische doelstelling’ – zou Mbark Boussoufa uiteindelijk nooit uitkomen in een Europese topcompetitie. Een monoloog van de Nederlandse Marokkaan, of Marokkaanse Nederlander.