Ted Troost is overleden. De Rotterdammer verwierf bekendheid als haptonoom van diverse topspelers, van Johan Cruijff tot Ruud Gullit. In 2022 blikte Troost in gesprek met VI's Geert-Jan Jakobs nog eenmaal terug op zijn tijd als vertrouwensman van de vaderlandse voetbalelite.
Het lijf is kromgetrokken door de tijd, het zicht bijna verdwenen uit zijn linkeroog, maar de handdruk is ferm. Ted Troost knijpt en voelt, handelingen die voor hem vanzelfsprekend zijn als ademen. Op zijn landgoed in kuuroord Bad Bentheim, net over de grens bij Oldenzaal, leunt de 85-jarige haptonoom op een stapel houtblokken. Zelf gekapt.
Troost barst nog van de energie, maar zelfs hij kan de ouderdom niet verjagen. Zijn korte termijn-geheugen laat hem af en toe in de steek. Nog eenmaal wil de Rotterdammer terugblikken op zijn tijd als vertrouwensman van de vaderlandse voetbalelite. En zijn licht laten schijnen over de ontwikkelingen in zijn vakgebied, sinds zijn pionierswerk tussen de jaren zestig en het einde van de vorige eeuw.
Hij was de haptonoom van de sterren, de vedettefluisteraar, de kneedkunstenaar die talloze spelers boven zichzelf liet uitstijgen. Johan Cruijff, Willem van Hanegem, Marco van Basten en Ruud Gullit zwoeren allemaal bij zijn behandelingen, waarover de gekste verhalen de ronde deden. Troost zou zijn clientèle strelen en slaan, kon ze optillen bij hun nekvel en greep ze af en toe letterlijk bij de ballen. Hij stapelde topspelers opeen, om ze elkaar beter te laten aanvoelen. En hij zou ze soms aanzetten tot echtscheiding.
De geheimzinnige goeroe werd bewierookt en verguisd. Voor de één was hij een tovenaar, voor de ander een kwakzalver. Hij was decennialang een spraakmakend figuur in het Nederlandse voetbal, maar bleef toch altijd een mysterie. In 1978 liet Troost zich verleiden tot een interview met Vrij Nederland-journalisten Frits Barend en Henk van Dorp. ‘Mijn werkwijze is onbekend en ik begrijp best dat dat soms huiver opwekt’, wist de haptonoom, dan aangesteld bij AZ ’67. Barend en Van Dorp probeerden één en ander te verduidelijken, Troost zelf ook, maar veel bleef vaag. ‘Ik doe het nooit meer’, verzuchtte de hoofdpersoon aan het einde van de reportage.
Hij maakte daarna nog wel een enkele uitzondering, maar bleef mediaschuw. De laatste twintig jaar werd er in het voetbal alleen nog regelmatig óver hem gepraat. Bijvoorbeeld door René van der Gijp, die graag mocht oprakelen hoe zijn kamergenoot Ruud Gullit op aanraden van Troost eens lepeltje-lepeltje tegen hem aanschurkte, een onvergetelijke ervaring voor de rechtsbuiten. Net als de keren dat hij in de praktijk van de haptonoom met Gerald Vanenburg en Gullit op één stoeltje plaats diende te nemen. Van der Gijp vertelde er schaterlachend over, maar toch, zo zegt hij over voetbalzielenknijpers in de eerste biografie van Michel van Egmond: ‘De enige in wie ik heilig heb geloofd is Ted Troost, de haptonoom. En nog steeds trouwens.’ Nog één keer stapt Troost uit de schaduw. ‘Dit is mijn laatste interview’, zegt hij net als in 1978.
De voetbalmagiër oogt verbluffend normaal. Een vriendelijke oude man, een tikje verlegen zelfs, maar met een vrolijke twinkeling in de ogen. Hij gaat voorop naar zijn Duitse praktijkruimte. Op de grond ligt Perzisch tapijt, aan de wand hangt abstracte kunst. Kasten staan vol met vakliteratuur, biografieën (Cruijff, Bill Clinton, Roger Federer) en een rits cd’s met klassieke muziek. In het midden staat een behandeltafel, beklommen door tal van prominenten. Pim Fortuyn, Richard Krajicek, Yvonne van Gennip, Erica Terpstra, Christijan Albers: allemaal wendden ze zich tot Troost. Meer dan een beroep, is haptonomie zijn roeping. Nog altijd is de Rotterdammer ‘zeker vier dagen per week’ actief.
‘Meer in de weken dat ik masterclasses geef, in Nederland’, zegt Troost. Reclame heeft hij niet nodig, de mensen komen vanzelf. Sinds twintig jaar behandelt hij vooral ondernemers. Kopstukken van grote bedrijven vaak, zoals John Mangelaars, jarenlang opperhoofd van Microsoft Benelux. ‘En er komen regelmatig politici en burgemeesters langs.’
Troost wordt deze ochtend bijgestaan door Eric Elbers, de jurist en bedrijfskundige met wie hij vaak samenwerkt. En die de haptonoom nu wil helpen zijn verhaal goed te vertellen. ‘Ted praat vooral met zijn handen’, weet Elbers. ‘Als het nodig is, kan ik hem aanvullen of helpen. Ted heeft zich meer dan zestig jaar de tyfus gewerkt. We moeten niet hebben dat hij alles teniet gaat doen met een ongelukkige uitspraak.’
Terwijl Troost koffie maakt, zegt Elbers dat hij nog steeds verbaasd wordt. ‘Kom ik terug van vakantie, vraagt Ted: “Blaasontsteking gehad?” Hoe zíét hij zoiets?’ Er is niks spiritueels aan wat hij doet, benadrukt Troost. Gewoon een kwestie van goed kijken, luisteren, voelen. ‘Niets bijzonders, eigenlijk.’ Elbers wil er niks van weten. ‘Ted kan toveren met zijn handen.’
Als dat al zo is, dan gold dat nog niet in zijn tijd als doelman van Feyenoord. Troost kon naar eigen zeggen aardig keepen, maar niet goed genoeg om het betaalde voetbal te halen. Hij bleef steken in het derde elftal van Feyenoord, waarvoor hij ook als honkballer uitkwam. De jongeman uit Charlois, die in de schuilkelder de Duitse bommen had horen vallen en er een hang naar vrijheid aan overhield, was gebiologeerd door sport. Hij liet zich scholen tot tennisleraar en fysiotherapeut.
'Faas ging toch nadenken over de vragen die ik stelde. Ik maakte hem bewust van dingen. Uiteindelijk kregen we een heel leuke band’
In die laatste hoedanigheid maakte hij begin jaren zestig zijn entree in het profvoetbal. Trainer Bob Janse vroeg hem als verzorger van Xerxes, waar Faas Wilkes was neergestreken na avonturen in Spanje en Italië. De vedette deed zich nuchter voor, maar Troost zag dat er best wat spanning in hem schuilging. ‘Faas zette zijn schoenen altijd op precies dezelfde plek neer in de kleedkamer. Soms gaf een andere speler er een schop tegen, dan was hij gepikeerd.’ Troost was nieuwsgierig, stelde vragen onder het masseren. Die fysieke klachten van Wilkes, waar kwamen die nou vandaan? ‘Weet ik veel’, zei de stervoetballer. ‘Maar Faas ging toch nadenken over de vragen die ik stelde. Ik maakte hem bewust van dingen. Uiteindelijk kregen we een heel leuke band.’
Wilkes leerde van Troost, en andersom. De fysiotherapeut raakte meer en meer geïnteresseerd in het verband tussen lichaam en geest. Hij schreef zich in voor een lezing van Frans Veldman, grondlegger van de haptonomie. ‘Hij kwam theater Luxor binnen, de zaal zat vol. Te veel herrie, vond Veldman. De sfeer sprak hem niet aan. Na drie minuten verdween hij van het podium. Fascinerend, vond ik. Ik liep achter hem aan, vroeg of hij mij les wilde geven. “Ik geef geen lessen”, bromde hij. Twee jaar later besloot ik hem toch eens te bellen. “Jij bent die vent die in Rotterdam achter me aan liep”, wist hij nog. “Kom morgen maar langs”.’ Hij volgde een cursus, moest zulke vreemde oefeningen doen dat hij stoppen meer dan eens overwoog, maar hield vol en werd bevangen door de alternatieve geneeswijze van Veldman.
Wat ís haptonomie nou eigenlijk? Troost denkt diep na. ‘Een heel goede vraag.’ Dan: ‘Vier dagen geleden kwam hier een man van een jaar of zestig binnen. Ik ken hem al lang, maar ik hérkende hem niet. Hij had ruzie met zijn dochters, met zijn zoons, was door zijn geld heen. Ik heb met heel veel geduld naar hem geluisterd, hij heeft zijn verhaal wel tien keer verteld. Drie uur lang zat hij in tranen tegenover me. Daarna is hij gaan liggen en heb ik hem even aangeraakt. “Het kan niet waar zijn, ik verander ter plekke”, zei hij. Die man kwam huilend naar binnen en ging fluitend naar buiten. Toeterend reed hij weg, net gekke Henkie. Hij had hier kennelijk iets gevonden. Dat is het mooie van haptonomie.’
De hamvraag is niet beantwoord. ‘Het klinkt absurd, maar ik doe eigenlijk niets. Als mensen onder druk komen te staan, is tastzin is vaak het eerste wat ze kwijtraken. Mensen die in hun schulp kruipen, zijn minder belastbaar. Door een aanraking realiseren ze zich ineens: Verrek, ik ben niet in mijn eentje. Ze staan weer open, leren weer daadwerkelijk voelen. Wat voel je nu?, is een vraag die ik vaak stel. Daarna gaan ze alle kanten op. Zodra ze “de stoel” antwoorden, zijn we op de goede weg.’
Zijn new age-aanpak werd gehekeld door andere artsen in het voetbal. KNVB-dokter Frits Kessel noemde Troost een charlatan. Ook John Rolink riep in de pers dat hij geen enkel vertrouwen had ‘in die man’. De clubarts van Ajax geloofde wél in het toestoppen van amfetamines, kwam later naar buiten.
‘In zijn tijd bij AZ ’67 pikte ik Willem op voor de thuiswedstrijden. Hij vond het fijn als ik naast hem zat. Werd-ie rustig van’
Wat er ook werd gezegd over Troost: spelers liepen met hem weg. Hij bouwde in de jaren zestig al snel een klantenkring op in Rotterdam, waar hij ook een onder sporters populaire sauna uitbaatte. Feyenoord-doelman Eddy Pieters Graafland was een vroege adept, net als Willem van Hanegem. Troost en De Kromme leerden elkaar al kennen bij Xerxes. ‘In zijn tijd bij AZ ’67 pikte ik Willem op voor de thuiswedstrijden. Dan reden we samen naar het stadion. Hij vond het fijn als ik naast hem zat. Werd-ie rustig van. Willem zat lekker te roken. Ik reed, verder deed ik eigenlijk niks.’
Elbers, hoofdschuddend: ‘Ted doet zichzelf heel erg tekort.’ Van Hanegem was moeilijk te peilen, ook voor Troost. ‘Willem was echt geen open boek. Hij zei eigenlijk nooit wat, lachte alleen een beetje. Ik raakte hem aan, daar reageerde hij nauwelijks op. Complimenten gaf hij nooit. Soms begon hij opeens te schelden. Dan had hij het naar zijn zin, ik vond dat minder leuk. Maar in de wedstrijd zag ik daarna wel dat Willem bevrijd was.’
'Ik behandelde Cruijff ook in het buitenland. In Barcelona, in Amerika. Dan werd ik altijd weer ergens binnengesmokkeld door een achterdeurtje'
Zijn naam zong al gauw rond in het Nederlands elftal. De ene na de andere international meldde zich in zijn praktijk. Zo ook Johan Cruijff. De oude ogen lichten op. ‘Zo’n bijzondere man, ook in mijn leven. Hij kwam vaak naar me toe, zeker voor grote wedstrijden. Ik behandelde hem ook in het buitenland. In Barcelona, in Amerika. Dan werd ik altijd weer ergens binnengesmokkeld door een achterdeurtje. Ik was er wel, maar ik was er ook niet. Johan stond van zichzelf al dicht bij zijn gevoel, maar vond het toch fijn om zich door mij te laten behandelen. Soms moest er een pijntje weggemasseerd worden. Maar meestal was het vooral een kwestie van praten.’
Troost lacht. ‘Johan wist alles en bepaalde alles, ook bij mij op de tafel. Ik liet hem lekker begaan. Ooit werden we aangesproken door een verslaggever, die wilde weten wat ik nou eigenlijk deed. “Wil jij antwoord geven of zal ik het doen”, vroeg Johan. Ga je gang, zei ik. Was ik er mooi vanaf.’
Kristen Nygaard deed in 1978 in De Telegraaf een poging de methode-Troost te duiden. ‘De voetbalwereld is hard’, zei de sierlijke spelverdeler van AZ. ‘Voor gevoelens is weinig ruimte. Ted bedient zich van een genezingsleer die haptonomie heet. Troost reikt als het ware iets aan. De meeste fysiotherapeuten werken hoofdzakelijk met apparatuur. Bij Ted verricht het apparaat alleen ondersteunend werk. Hij doet bijna alles met de handen. Het is een zuiver gevoelsmatige zaak. Moeilijk onder woorden te brengen. Het primaire belang bij een behandeling van Ted is een ontspannen gevoel. De spieren komen los. Dat versnelt de genezing, geloof ik.’ En: ‘Ted liet ons meer zien. Hij haalde de kleppen een stukje voor je ogen weg. Voetbal is niet forceren. Lopen en schieten moeten juist gracieus geschieden.’
Troost, door AZ-trainer Joop Brand aangesteld om lastige blessures te verhelpen, weet nog dat Nygaard eerst weinig van hem moest hebben. Dat veranderde toen de Deen met een enkelblessure kampte. ‘Hij kon niks meer met zijn linkerbeen. De fysiotherapeut kwam er niet uit. Ik keek naar die voet, draaide er eens aan. Kristen schreeuwde het uit van de pijn. Ik zit goed, dacht ik. Zo bleef ik een beetje wrikken en pielen, en opeens schoot het los. “Wat doe je nou”, vroeg Kristen. “Jijzelf hebt het gedaan”, zei ik. Het probleem was opgelost. Twee dagen later liep Kristen weer op het veld.’ Nygaard zwoer nog jaren bij Troost. Ze gingen samen op schilderles.
De grens tussen werk en privé vervaagde nog weleens. Troost golfte met Van Basten, Ruud Gullit trok zelfs bij hem in. ‘In zijn Feyenoord-tijd woonde Ruud een paar maanden bij ons. Er kwam zoveel op hem af, iedereen wilde iets van hem. Hij vertrouwde mij en ik wilde hem beschermen. Raar gedrag ga je dan vertonen. Als Ruud op stap ging, ging ik mee als een soort bewaker. Mensen sloegen en schopten mij om bij hem in de buurt te kunnen komen, zeker de dames.’
Gullit groeide uit tot wereldster, gesteund door Ted Troost. De Rotterdammer werd een vertrouwd gezicht bij AC Milan, waar hij ook Marco van Basten bijstond. ‘Marco had een kindje dat bleef huilen. “Zorg dat ze rustig wordt”, zei hij op een dag. Ik legde het kind op mijn benen, ging gewoon door met praten. Opeens ontspande ze en draaide van haar rug naar haar buik. Het huilen stopte. “Dat lijkt tovenarij”, zei Marco. Hij en zijn vrouw waren helemaal blij. We hebben samen zoveel meegemaakt. Alles geprobeerd om die enkel beter te maken. Samen over het strand gelopen, de ijskoude Noordzee in. Alle artsen afgegaan. Maar de blessure was te zwaar.’
‘Wat ik voor hem heb gedaan? Geruststelling. Marco kon ontzettend piekeren. Die gevoeligheid maakte hem zo goed, maar ook kwetsbaar’
Na zijn winst van de Gouden Bal in 1988, als beste voetballer van Europa, dankte Van Basten drie mannen: zijn vader, Johan Cruijff én Ted Troost. ‘Wat ik voor hem heb gedaan? Geruststelling. Marco kon ontzettend piekeren. Hij stelde mij vragen waarop ik geen antwoord wist. Die gevoeligheid maakte hem zo goed, maar ook kwetsbaar. Ik gaf hem vertrouwen. Marco is later altijd blijven zoeken, blijven sprokkelen naar hulp. Het was zijn keuze om zonder mij verder te gaan toen hij trainer werd. Zijn goed recht natuurlijk, maar ik had hem graag geholpen.’
Gullit parkeerde Troost wel naast zich in de dug-out, bij Chelsea. Toen de Nederlander in 1997 als eerste overzeese manager de FA Cup won, werd hij op een volgepakt Wembley Stadium geflankeerd door zijn vertrouwensman. ‘Het stond de spelers van Chelsea vrij zich door mij te laten behandelen. Sommige jongens uit Engeland waren nogal conservatief, maar ik heb er toch een heel aantal op de tafel gehad.’
'Dokter Kessel háátte me. Logisch. Ik was toch een bijdehand ventje geworden'
Cruijff haalde hem geregeld naar Barcelona. ‘Had hij weer een speler die ik even onder handen moest nemen. Ik herinner me een Spaanse linksbuiten, hij werd altijd uitgefloten. De naam is me ontschoten. Hij ging gebukt onder de druk. Ik raadde hem aan om voor de wedstrijd, tijdens de line-up, niet altijd naar zijn schoenen te kijken. Maar juist naar die tribunes. “Neem ze in je op. Word één met het publiek, met dat stadion.” De volgende wedstrijd scoorde hij.’
In zijn hoogtijdagen behandelde hij in Nederland de halve voetbalwereld. Van Ruud Krol tot Kees Kist, van John de Wolf tot Ajax-voorzitter Ton Harmsen. Troost werd mythisch rondom het EK van 1988. Hij was een geheim wapen in de staf van Rinus Michels. Onbenoemd, en door sommigen ongewenst. ‘Dokter Kessel háátte me. Logisch. Ik was toch een bijdehand ventje geworden. En ik deed dingen die hij niet kon uitleggen. Maar driekwart van het elftal wilde door mij worden geholpen. Michels stond het oogluikend toe.’
De dag voor de derde groepswedstrijd, tegen Ierland, gaf de bondscoach een aantal internationals toestemming Troost op te zoeken in diens hotel vlakbij Düsseldorf. Naast Gullit en Van Basten kwamen ook Hans van Breukelen, Joop Hiele, Adri van Tiggelen en Gerald Vanenburg langs voor bijzondere bijstand. ‘Toen heb ik nog vier van die voetballers op elkaar gelegd. Over zulke dingen dacht ik niet na, ik voelde gewoon wat er diende te gebeuren. Soms legde ik ze op elkaar, soms liet ik ze bij elkaar op schoot zitten. Dat zorgde voor meer zelfvertrouwen en voor verbinding in het team. Ze moesten elkaar aanvoelen, letterlijk. Daar is niets spiritueels aan. Het is net als wanneer je een kind op schoot neemt. Je versmelt. Ook een voetballer heeft geborgenheid nodig. Leg de as op elkaar en je elftal wordt veel hechter. In ’88 is het gebleken.’
‘Van Gaal en ik hadden geen klik. Hij niet met mij, in ieder geval. Van Gaal wil controle. Dat gaat niet, met mij. Maar ook zíjn spelers kwamen gewoon bij mij’
Van Breukelen prees Troost voor diens aandeel in zijn wederopstanding na een mentale inzinking. In de woorden van de doelman: hij was door de behandelingen van een muur in een matras veranderd. Van Breukelen leerde van Troost onder meer om wedstrijden te visualiseren. Decennia later zou een trainer dat ‘imagineren’ gaan noemen en daar heel erg gewichtig over doen. Toch lagen Troost en Louis van Gaal elkaar niet. ‘We hadden geen klik. Hij niet met mij, in ieder geval. Van Gaal wil controle. Dat gaat niet, met mij. Op mij kreeg hij geen grip. Maar ook zíjn spelers kwamen gewoon bij mij in de praktijk. Die hadden maling aan wat hij van me vond.’
Hij bleef adoratie en argwaan oogsten. Tijdens het WK van 1990 werd Troost weer ingevlogen op aandringen van de internationals. Hij liet zich niet nogmaals wegstoppen en kreeg een kamer in het spelershotel. ‘Maar ik moest wel apart eten.’
Bondscoach Leo Beenhakker werd moe van de vragen over de haptonoom, die in zijn ogen meer werd opgehemeld dan de trainer van AC Milan. ‘Wie heeft nou eigenlijk die Europa Cup gewonnen, Sacchi of Troost?’ Het toernooi mislukte faliekant. Waar was die tovenaar nou, gniffelden criticasters. Steeds meer vraagtekens werden gezet bij de praktijken van Troost. Hij zou voetballers en hun vrouwen uit elkaar hebben gedreven. Zo beweerde onder meer Yvonne de Vries, de eerste echtgenote van Gullit. ‘Ik heb nooit letterlijk tegen spelers gezegd dat ze moesten scheiden. Maar iemand die zichzelf ontwikkelt, kan ook behoefte krijgen aan een andere omgeving. Dat is inherent aan wat ik doe.’
Troost zag door de jaren heen veel ‘indianenverhalen’ verschijnen over zijn werkwijze. Hij verdedigde zich er niet tegen. Langzaam maar zeker kreeg hij genoeg van de voetbalwereld. ‘Alles werd zakelijker, ook de benadering naar mij toe. Spelers bezochten me met heel andere verwachtingen dan voorheen: ik kom nou praten, dan moet ik morgen drie keer scoren. Zo werkt het natuurlijk niet.’
Troost trok zich terug uit de sport. En uit Nederland. Na omzwervingen in Portugal, Schotland en Zwitserland woont hij nu delen van het jaar in Bad Bentheim, waar de vader van vier dochters woont met zijn tweede vrouw, ex-proftennisser Marianne van der Torre (60). Was hij klaar met de negatieve verhalen in Nederland? ‘Ach, dat speelde maar een klein rolletje. Duitsers staan wel meer open voor haptonomie. Gefundenes Fressen, hier.’
De smakelijke anekdotes van René van der Gijp over zijn werkwijze kan hij goed hebben. ‘Ach, René heeft zo vaak in de kreukels bij me gelegen. Dan was hij bloedserieus, hoor. Dat hij er nu lacherig over vertelt, vind ik prima. Zo is René. In mijn praktijk in Rotterdam was mijn dochter vroeger mijn secretaresse. Als René langskwam, probeerde hij altijd de draak met haar te steken. Zij vond dat vervelend. Als hij bij mij lollig ging doen, deed ik maar of mijn neus bloedde. Konden we eerder aan de slag.’ Waar Troost wel moeite mee heeft, is dat zijn werk in het voetbal zo weinig navolging heeft gekregen. ‘De druk is alleen maar groter geworden, dus de begeleiding zou veel beter moeten zijn. Ik zie het niet. Er zijn wel mental coaches, maar het psychische aspect wordt nog vaak onderschat.’
'Iedereen vraagt zich af waar het nou aan ligt, die blessures bij PSV. Er wordt alleen maar gekeken naar fysieke oorzaken. Terwijl er zoveel tussen de oren gebeurt'
Hij ziet het terug in de discussie over de blessuregolf bij PSV. ‘Iedereen vraagt zich af waar het nou aan ligt. Er wordt alleen maar gekeken naar fysieke oorzaken. Terwijl er zoveel tussen de oren gebeurt. Ze zijn nog niet wakker. Er wordt te veel gedacht, te weinig gevóeld. Ik vind er niks meer aan, dat voetbal. Het zijn bijna allemaal individuen nu. Ik zie veel eenzaamheid. In de gezichten, in het spel. Weinig saamhorigheid. Die behandelingen die ik deed, komen echt niet meer voor in de voetballerij. Mensen op elkaar leggen, joh, dat durft niemand meer. Maar het zou zo goed zijn. Een voetballer kan zoveel baat hebben bij haptonomie. Je gaat je beter voelen, en ook beter vóórvoelen. Je wordt bewuster. Voelt aan waar de bal komt.’
Zijn contacten in het voetbal zijn verwaterd. ‘Als ik jongens als Ruud of Marco ergens tegenkom, is er warmte. Maar ik kom ze niet meer tegen.’ Troost heeft geen heimwee naar de voetbalwereld. ‘Ik ben dankbaar voor alles wat ik heb meegemaakt en geleerd, maar ben blij dat het geweest is. Je werd altijd een beetje verdonkeremaand.’
Zijn oog valt op de biografie van Zlatan. ‘Van binnen zo klein’, zegt Troost, duim en wijsvinger op een paar centimeter van elkaar. Hij sprak de Zweed nooit, maar dat acht hij niet nodig. ‘Ik heb zoveel topspelers meegemaakt. In de kern zijn ze zoals wij allemaal. Op zoek naar een beetje geborgenheid.’