In de afgelopen jaren zat de maand augustus vol sportieve rampspoed voor Ajax. Teleurstelling op de transfermarkt en op het veld vormde steevast de aanzet voor een seizoen vol kopzorgen. Dit jaar lijkt alles anders in Amsterdam. Over de vijf pijlers onder nieuw, hoopvol en zelfbewust sentiment in de hoofdstad.
I KAPITAAL OP HET VELD
‘Het is tijd om te oogsten.’ Aan de rand van de trainingsvelden van het indrukwekkende complex van de Engelse voetbalbond gaf Marc Overmars onlangs een inkijkje in de huidige staat van de club. De directeur spelerszaken van Ajax temperde direct te veel optimisme, maar was wel zichtbaar op zijn gemak. Vijf jaar lang moest hij elke zomer in de reactiemodus. Eerst wachten totdat er spelers zouden vertrekken en vervolgens wachten of hij wel mocht investeren. Om daarbij ook met regelmaat in de voorgedragen opties nul op rekest te krijgen. Eind augustus was dikwijls de conclusie dat Ajax financieel een prima zomer beleefde, maar dat er sportief flinke schade was geleden.
Tot de zomer van 2018. De prijzendroogte van vier seizoenen dwong de club tot rigoureus handelen op de transfermarkt, ingegeven door de steun van de raad van commissarissen, met Danny Blind als nieuwe technische man. De voormalige bondscoach weet als geen ander dat alleen het resultaat op het veld telt en gaf dan ook uitdrukkelijk aan dat dit leidend moest zijn. Het gevolg was een gerichte aanpak, waarbij de woorden van Edwin van der Sar uitkwamen. Al in november vorig jaar, tijdens de algemene aandeelhoudersvergadering, repte de algemeen directeur over het streven dat Ajax de selectie eerder op orde wilde hebben. Het leken vooral mooie woorden, een Nederlandse club is vooral afhankelijk van de buitenlandse markt, maar acht maanden later voegden de Amsterdammers daad bij woord.