Daar was hij dan eindelijk weer: op Sportpark Mulderssingel in Wezep maakte Steven Berghuis (32) zijn eerste minuten van de voorbereiding. Met de aanvoerdersband om zijn arm liet Berghuis bij vlagen weer mooie dingen zien, in het met 2-1 gewonnen oefenduel met Rangers FC. Achteraf praatte de linkspoot ons bij over zijn fitheid en de nieuwe start in Amsterdam.
Het duurt even voordat Berghuis zich bij het groepje aanwezige pers in Wezep meldt. Niet alleen omdat hij handtekeningen uitdeelt en poseert voor foto’s, maar ook omdat hij in een onderonsje met Francesco Farioli de wedstrijd nog even aan het nabespreken is. De 32-jarige middenvelder en de 35-jarige trainer hebben duidelijk waardering voor elkaar.
POSITIE
De Italiaan lijkt ook een nieuwe, of eigenlijk oude, positie voor hem in petto te hebben. Het laatste half uur tegen Rangers speelt Berghuis als nummer 10. Waar hij vorig seizoen door de schaarste voorin vrijwel uitsluitend als rechtsbuiten speelde, lijkt Berghuis nu dus weer terug te keren naar zijn favoriete positie. Al houdt Farioli de opties nog wel open.
‘Het is een mogelijkheid, om Steven als middenvelder op te stellen. Hij kan daar denk ik heel effectief zijn en ons wat meer onvoorspelbaarheid en creativiteit geven. De laatste pass, schieten, de combinaties in de kleine ruimte. Dus het is zeker een optie, al is het ook zeker een optie om hem weer als buitenspeler te gebruiken, waar hij bijna zijn hele carrière gespeeld heeft. Hij kan gevaarlijk zijn aan de binnenkant én de buitenkant, waar het team hem nodig heeft’, reageert de nieuwe Ajax-trainer desgevraagd.
Ik denk dat we in september wel gaan zitten met Alex wat de bedoeling is voor de komende jaren
‘Op het middenveld zijn er natuurlijk wat andere taken, vooral in het verdedigende gedeelte. Als we daarvoor gaan, moeten we het daar natuurlijk over hebben. Maar Steven is zó’n slimme speler. Aan het einde van de wedstrijd hadden we het over een specifieke situatie en de timing van bepaalde acties. Dat is wat we nodig hebben. Spelers die begrijpen wat we willen een waarom we dat willen’, vindt Farioli.