In de maanden van de ontknoping staat Maarten Stekelenburg onder de lat bij Ajax. Inmiddels 38 jaar, maar nog vol hunkering naar zilverwerk. De 58-voudig international over de terugkeer in Amsterdam, het keepersvak, Oranje, voetballende zonen en de mooie nadagen van zijn carrière.
De kantine van De Toekomst ligt er deze namiddag verlaten bij. Door corona is het trainingscomplex van Ajax ingedeeld in verschillende zones. De tijd dat het hier krioelde van de jeugdspelertjes behoort daardoor even tot het verleden. Toch voelt het voor Maarten Stekelenburg als een vertrouwde omgeving. Hij kwam hier eind jaren negentig als junior van Ajax binnen, om er lange tijd niet meer weg te gaan. Elke dag opnieuw was De Toekomst een zekerheid.
Afgelopen zomer, na een rondreis langs Italië, Frankrijk en Engeland, keerde de doelman terug op het oude nest. Het riep bij hem direct herinneringen op aan vroeger. ‘Ook omdat de nodige gezichten binnen de club nog hetzelfde zijn gebleven’, begint de doelman. ‘Het klinkt allemaal wat sentimenteel, maar mede daardoor voelt het als thuiskomen. Ajax is altijd mijn club geweest, hier ben ik opgegroeid en dan is het fantastisch dat ik de kans kreeg hier terug te keren.’
En plotseling sta je elke wedstrijd onder de lat.
‘Ja, daar hoopt elke keeper op, maar tot voor kort was het in mijn geval niet realistisch.’
'Opeens belde Erik ten Hag me op. Hij vertelde over Andre Onana en zei dat ik er klaar voor moest zijn'
Hoe hoorde jij het van Andre Onana?
‘De trainer belde opeens op, het was de avond voordat het nieuws van de dopingstraf naar buiten kwam. Hij legde uit wat er gaande was. Ik schrok, net als iedereen, ik had ook nog nooit zoiets meegemaakt. De trainer zei dat ik er klaar voor moest zijn. De knop moest om en dat heb ik direct gedaan. Het was heel vervelend voor Andre, maar ik kon er zelf ook niets meer aan veranderen en moest gewoon laten zien dat ik er klaar voor was. Sindsdien zit ik in een ritme vol wedstrijden.’
Door de straf van Onana ziet jouw sportieve leven er opeens veel beter uit.
‘Het is verschrikkelijk voor Andre en Ajax wat er is gebeurd. Mijn rol was duidelijk in de selectie en daar heb ik me elke dag ook vol energie en tevredenheid voor ingezet. Ik moest doen waarvoor Ajax me heeft gehaald: er staan wanneer een beroep op mij gedaan zou worden. Nu Andre niet beschikbaar is, is het gevolg dat mijn eigen positie flink is veranderd. Ik spreek Andre nog af en toe, maar het is vreemd dat hij niet meer dagelijks bij ons is.’
Van wekelijks negentig minuten op de bank zitten naar een bomvol programma. Hoe zwaar is het huidige ritme?
‘Ik heb de laatste jaren niet veel wedstrijden gespeeld, maar wel altijd volle bak kunnen trainen. Ik miste geen training en voel me fysiek ook heel goed. Bovendien heb ik in de voorbereiding op dit seizoen wel veel duels kunnen meepakken. Natuurlijk zijn wedstrijden anders dan trainingen, maar ik legde alles in een training, helemaal als ik niet speelde. Ik merk dat ik daar nu voordeel van heb.’
Bestaat wedstrijdritme voor een doelman?
‘Dat zit vooral in het herkennen van situaties tijdens een wedstrijd. Dat is altijd anders dan op een training, ook al doe je een partijspel elf-tegen-elf. Het gaat om details. Neem je positie op het veld. Dat kan gaan om een metertje naar links of rechts, naar voren of achteren. Bij mij kwam het vrij snel weer terug. De bekerwedstrijd tegen PSV was daar een voorbeeld van. We analyseren altijd de volledige wedstrijd met beelden en we zagen in dat duel al een verschil tussen de eerste en tweede helft. Het is iets wat op intuïtie gebeurt, en dat heeft met wedstrijdritme te maken.’
'Medespelers pikken dingen nu sneller van me op dan toen ik achttien was'
Daar komt nog bij dat je als doelman van Ajax vaak in een wedstrijd niet zoveel te doen hebt.
‘Maar als er wel iets gebeurt, moet je er als doelman staan. Daar word je op beoordeeld. Ik ben niet anders gewend geweest bij Ajax, zo ben ik ook opgeleid. Bovendien betekent het gegeven dat je niet veel ballen tussen de palen krijgt, niet dat je niet betrokken bent bij het spel. Behalve het voetballende gedeelte, is er de coaching. Het neerzetten van de ploeg, daar ben ik als keeper altijd mee bezig. Als wij aan het aanvallen zijn, ben ik alweer bezig met de restverdediging, hoe we staan bij balverlies, dat we niet te kwetsbaar zijn in de omschakeling. Als ik zorg dat we dat zo goed mogelijk voor elkaar hebben, zal ik ook minder snel een schot op me af krijgen. Ik vond op dat vlak de duels met Lille een goed voorbeeld. De koploper in Frankrijk, die veel scoort in de omschakeling. Maar wij hebben over twee wedstrijden heel weinig weggegeven. De coaching heeft daar zeker aan bijgedragen.’
Word je als ervaren doelman serieuzer genomen in je coaching?
‘Als jonge keeper was ik niet verlegen, maar wel terughoudender. Iedereen kan zeggen: Dat moet niet uitmaken. Theoretisch klopt dat, maar in de praktijk maakt het, bewust of onbewust, wel uit. Toen ik doorbrak, had ik jongens als Cristian Chivu, André Bergdølmo en Tomas Galásek die ik moest coachen. Ervaren spelers, waar ik als jonkie opeens tussen stond. Je moet dan volgens mij altijd eerst iets laten zien, voordat je recht van spreken hebt. Het is gemakkelijker voor mij als ervaren doelman dingen tegen medespelers te zeggen, dan toen ik zelf nog heel jong was. Het is natuurlijk ook een bepaalde hiërarchie. Medespelers pikken dingen nu sneller van me op dan toen ik achttien was. Zo werkt dat nou eenmaal. Niet alleen in het voetbal, maar overal volgens mij.’
Maar coach je nu inhoudelijk ook niet gewoon betere dingen?
‘Dat denk ik wel. Keepen is ook een ervaringsvak, negen jaar buitenland zorgen voor extra bagage. Ik lees spelsituaties sneller, kan dingen beter inschatten, doordat je minder snel wordt verrast. Dat is ervaring, zonder daarin door te slaan, hoor. Ik ben zeker geen oude speler die gaat roepen dat vroeger alles beter was en op een belerende toon gaat zeggen wat wel en niet moet gebeuren. Daar had ik zelf vroeger ook een hekel aan en bovendien komt de boodschap dan volgens mij veel minder over.’
'Het keepersniveau in Nederland is weleens beter geweest'
Wat vind je van het keepersniveau in Nederland?
‘Dat is weleens beter geweest. We zitten niet zo ruim in de topkeepers als in het verleden, of als andere landen. In Spanje en Duitsland heb je een hele rits keepers die in aanmerking komen voor de nationale ploeg. Dat is hier nu even minder. Wel zijn er een aantal talenten, die hopelijk kunnen doorgroeien.’
Wie zijn voor jou die veelbelovende talenten?
‘Bij Ajax zie ik dagelijks met Kjell Scherpen en Dominik Kotarski twee talenten om me heen, al komt die laatste natuurlijk niet in aanmerking voor het Nederlands elftal. En bij andere clubs heb ik het dan over jongens als Joël Drommel en Justin Bijlow bijvoorbeeld, maar talent alleen is niet voldoende. Je moet een reeks wedstrijden neerzetten op een hoog niveau om echt de stap te maken. Het is al heel snel dat we talenten aanwijzen vol overtuiging met dat wordt hem zeker, maar je moet uitkijken dat er dan geen onrealistisch verwachtingspatroon ontstaat. En dan heb je nog de factor geluk, dat moet je niet onderschatten. Ik kreeg opeens de kans als jonkie, doordat Bogdan Lobont en Joey Didulica tegelijkertijd geblesseerd raakten. Dan moet je die kans wél gelijk pakken. En het over een langere periode laten zien.’
'Ik heb nooit bedankt voor Oranje, maar tot voor kort hield ik er natuurlijk geen rekening meer mee'
De spoeling is zó dun dat jij na een paar weken keepen bij Ajax alweer een belangrijke gegadigde bent voor Oranje op het EK van komende zomer.
‘Ik weet nog dat ik begin februari een vraag kreeg over Oranje, op het moment dat ik net twee wedstrijden had gespeeld. Dat is het opportunisme van het voetbal. Inmiddels zijn we iets langer bezig en door de voorselectie is het actueel. Het is heel mooi dat ik in de voorselectie zit. Ik heb nooit bedankt voor Oranje, maar tot voor kort hield ik er natuurlijk geen rekening meer mee. Het hangt samen met speelminuten. Mijn focus lag natuurlijk vol op Ajax. Terug bij mijn club, het ondersteunen van Andre Onana, er klaar voor zijn mocht er iets gebeuren. Dan is Oranje niet iets waar je aan denkt. Maar die situatie is veranderd.’
Deze week wordt de selectie bekend. Mogelijk terugkeren in Oranje, om de prijzen spelen met Ajax. Jouw tweede jeugd is in volle gang.
‘Haha, zo kan je het zien. Ik heb het er ook weleens over met vrienden. Alles wat ik nu nog meepak is bonus. Ik hoopte dat ik mijn loopbaan kon afsluiten bij Ajax. Het voelt lekker dat dit nu kan. En voor mij is het spelen om de prijzen weer heerlijk. Bij Ajax pakte ik landstitels, bekers, ging je elk seizoen voor het hoogst haalbare. In het buitenland speelde ik bij clubs die níét direct om het kampioenschap streden. Het voelt zo lekker in deze fase van het seizoen nog mee te doen om drie prijzen. En dan ook nog eens als eerste keeper. Dat hadden we ook niet van tevoren kunnen bedenken.’
Wat is de mooiste prijs in je carrière geweest?
‘Het kampioenschap met Ajax in het seizoen 2010/11. Geen twijfel. Het was de dertigste landstitel van Ajax, de club hikte daar zó lang tegenaan. Ik had twee eerdere kampioenschappen meegemaakt, maar in beide gevallen was mijn inbreng niet zo groot als in dát seizoen. Tot mijn grote spijt kon ik alleen de kampioenswedstrijd tegen FC Twente niet meespelen. Ik raakte aan het einde van het seizoen geblesseerd aan mijn duim. Die middag tegen FC Twente zal ik nooit meer vergeten. Het kolkende stadion, de explosie van vreugde, maar ook de zenuwslopende spanning. Het voelde voor mij zoveel spannender dan dat ik zelf onder de lat stond. Ik vond het verschrikkelijk. Zat op de tribune, maar kon ik niets doen. Ik weet nog goed dat ik het een half uur voor tijd niet meer trok, en gewoon naar binnen ben gegaan en in de kleedkamer ben gaan wachten. Dan keek ik wat op tv, kon ik weglopen, en kreeg ik sowieso het geluid van het stadion wel mee. Die ontlading was bijzonder. Het waren ook mijn laatste dagen als speler van Ajax, dus met die dertigste landstitel, in een seizoen waarin ik vrijwel alles speelde, sloot ik het voor mijn gevoel in stijl af.’
'Het grootste verschil met mijn eerste periode bij Ajax is dat we nu in Europa echt meedoen. De status van de club is veranderd'
Je gaf net aan dat het voelt als thuiskomen bij Ajax, maar wat is er wél echt veranderd bij de club?
‘Het grootste verschil met mijn eerste periode bij Ajax is dat we nu in Europa echt meedoen. De status van de club is veranderd, dat is mooi om te merken. Ik heb hier jaren meegemaakt dat we geen Champions League speelden, uitgeschakeld werden in de voorronden, of niet ver kwamen in het UEFA Cup-toernooi. Nu merk je toch wel echt dat er ook in het buitenland met meer ontzag naar Ajax wordt gekeken. Dat komt natuurlijk ook door de prestaties van de laatste jaren, in de Champions League en de Europa League. Je merkt dat de club ook stappen maakt en steeds professioneler wordt.’
Wat hebben negen buitenlandse jaren jou gebracht?
‘Veel. Niet alleen als keeper, ook als mens. Twee van onze drie kinderen zijn in het buitenland geboren. We hebben drie zonen: Sem van 11, Noud van 8 en Mees van 5. Als gezin hebben we het heel fijn gehad in het buitenland, andere talen en culturen leren kennen, veel nieuwe mensen ontmoet, nieuwe vrienden gekregen. We hadden het niet willen missen. Vooral de laatste vier jaar in Engeland waren heel prettig. Dat werd echt onze plek. Daarvóór wisselde ik meer van club: twee jaar Italië, een jaar Engeland, een jaar Frankrijk; voor ons gevoel waren we toen vooral onderweg. De laatste periode was dat niet meer het geval. Door mijn langdurige contract bij Everton konden we ons echt settelen. We woonden tussen Liverpool en Manchester in, in een mooie omgeving, ontmoetten nieuwe mensen, de kinderen hadden het goed op school, we kregen echt ons sociale leven daar. Dat was fijn, maar toen Ajax afgelopen zomer voorbijkwam, voelde het ook als het goede moment om terug te gaan. Terug naar Nederland, na een mooie periode in het buitenland.’
Hoe is het nu weer in Nederland te wonen?
‘Het is heerlijk om weer terug te zijn. We wonen in Limmen, tussen Amsterdam en Alkmaar in. Natuurlijk moesten de kinderen afscheid nemen van hun vriendjes in Engeland, maar het loopt hier allemaal wel heel goed. Ze hebben snel weer nieuwe vrienden gemaakt, met nu ook familie dichtbij. Het is jammer dat we door corona met familie nog wat terughoudender moet zijn, maar hopelijk wordt dat snel weer normaal.’
'Ik ben geen voetbalvader die gaat roepen: Dit doe je wel goed, dit doe je niet goed'
De troonopvolger onder de lat heb je al rondlopen thuis.
‘Het zijn inderdaad drie voetballertjes, waarbij Sem, de oudste, inmiddels keeper is. Dat is heel leuk om te zien, ook bij die andere jongens. Als we op een vrije dag tijd hebben, dan zoeken we vaak een veldje op om even lekker met elkaar te voetballen. Gelukkig trainen we bij Ajax soms op de zaterdagmiddagen, dan kan ik in de ochtend even bij de jongens gaan kijken. Helaas nog geen wedstrijdjes in competitieverband, maar ze spelen onderling op de club bij VV Limmen, en als begeleider mag ik dan het sportpark op. Ze zijn er sowieso lekker druk mee. Een paar keer trainen in de week, en daaromheen met vriendjes voetballen. Ze vinden het hartstikke leuk, dat is voor mij het belangrijkste.’
Je bent geen fanatieke voetbalvader?
‘Totaal niet. Je hoort mij niet schreeuwen langs de kant. Zo ben ik niet, en vroeger heb ik dat gelukkig zelf ook niet bij mijn ouders gemerkt. Plezier telt. Als een van de jongens later een dusdanig niveau zou kunnen halen en hij zou dat willen, dan zal ik hem natuurlijk helpen en steunen. Maar ik ben geen voetbalvader die gaat roepen: Dit doe je wel goed, dit doe je niet goed.’
Andersom zijn ze wel kritisch op jou?
‘Zeg dat wel, haha! Kinderen zijn zo ontwapenend. Zoals laatst na die thuiswedstrijd tegen Lille, toen zij scoorden uit een strafschop. Mijn middelste en jongste zoon zeiden de volgende dag: “Papa, die penalty moet je gewoon pakken, hoor, je moet gewoon blijven staan!” Daar kan ik van genieten. Ze vinden het heel jammer dat ze nog niet bij een wedstrijd in De Arena zijn geweest. Daar verheugen ze zich echt op. Ze kijken alles wat ze kunnen zien op tv, maar bij avondwedstrijden kan dat niet altijd, want ze moeten de volgende dag gewoon naar school. Dan staan ze ’s ochtends aan mijn bed gelijk te vragen wat we hebben gedaan en of het goed ging. Dat is wel heel leuk om zo mee te maken.’
Hoelang kunnen ze nog blijven genieten van hun keepende vader?
‘Geen idee, mijn contract loopt komende zomer af.’
Ajax zal toch wel met jou willen verlengen?
‘Aan mij zal het niet liggen. Dit is het mooiste beroep ter wereld en dat wil ik nog zo lang mogelijk beoefenen. Tijdens je loopbaan heb je zeker wel goede en slechte momenten. Als je niet speelt, een blessure hebt of het tegenzit, dan baal je er weleens van. Maar dat heeft iedereen in de wereld. Voor mij voelt het bovenal nog altijd als iets bijzonders om profvoetballer te zijn. Bij Ajax, voor mij de mooiste club ter wereld, en ik voel me topfit. Hier sluit ik mijn carrière af, maar hopelijk laat dat moment nog even op zich wachten.’
Het is inmiddels negentien jaar na je debuut in Ajax 1, tegen PSV om de Johan Cruijff Schaal. Er is nog één andere speler van die wedstrijdselectie destijds momenteel actief als speler. Weet je wie?
‘Oef, even denken. Nee, geen idee.’
Zlatan Ibrahimovic.
‘Als je deze vraag aan hém stelt, denk ik dat hij wel gelijk míjn naam noemt, toch? Haha. Nee, gekkigheid, dat klinkt als een mooi duo, daar doe ik het voor. Zo lang mogelijk als het aan mij ligt.’