Mike Zonneveld: ‘Laat de topclubs de gok maar eens wagen met mij’
Nog maar een jaar geleden lag zowel NAC Breda als de carrière van Mike Zonneveld overhoop. Nu is de 26-jarige middenvelder een van de steunpilaren van De Parel van het Zuiden, ligt een bekerfinale in het verschiet en wellicht een mooie transfer naar een grotere club. Rare voetbalwereld.
Ken jij het computerspel Football Manager?
‘Ik heb er wel eens van gehoord, maar ben er zelf nooit aan begonnen. Vroeger deed ik soms voetbalspellen bij een vriend van me, nu niet meer. Hoezo?’
In dat spel maakt Mike Zonneveld vroeg of laat altijd een transfer naar een Europese topclub.
‘Haha, is dat zo? Dan wordt het tijd dat ik het gelijk van de makers eens ga bewijzen. Al ben ik bang dat het er niet meer in zal zitten.’
Vraag je je wel eens af waar je nu had gespeeld zonder het blessureleed van de laatste jaren?
‘Naarmate ik ouder word denk ik daar steeds meer over na. Daar ontkom ik ook niet aan, omdat interviews negen van de tien keer over blessures gaan. Logisch, het is niet niets wat ik voor mijn kiezen heb gekregen. Dit is mijn achtste jaar in het betaalde voetbal, daarvan heb ik er bijna twee gemist door blessures. Als speler van NEC liep ik een zware kruisbandblessure op, destijds kwam ik uit voor Jong Oranje. Ik deed het goed en er was veel interesse van grote clubs. Maar het noodlot sloeg toe, ik moest zeven maanden toekijken. De klap was groot, maar al snel kon ik mijn blik weer op de toekomst richten. Wat dat betreft had ik het moeilijker met mijn tweede grote blessure, de knieproblemen van vorig seizoen. Het begon met een operatie aan de binnenmeniscus van mijn rechterknie, waarvan ik al een tijdje last had. Drie weken na die ingreep mocht ik weer lopen van de dokter. De eerste twee dagen ging dat goed, maar op de derde dag kwam ik niet meer vooruit. Een botkneuzing in dezelfde knie speelde me parten. Het duurde vijf maanden voordat ik weer kon trainen. Maar ik was nog niet terug of de problemen begonnen opnieuw. Die knie werd dik en stijf, ik kon weer van voren af aan beginnen. Uit een MRI-scan bleek dat ik kampte met kraakbeenirritatie. Niet heel ernstig, maar wel dusdanig dat voorzichtigheid noodzakelijk was. Was ik wéér maandenlang uitgeschakeld. Dat was echt een flinke domper. Maar ik gaf niet op en besloot in Zeist verder te werken aan mijn revalidatie. Een zware periode, het elke dag op en neer rijden vanuit Breda hakte erin. Gelukkig loonde de moeite, langzaam maar zeker ging het steeds beter. Nu ben ik terug en tevreden bij NAC. Maar wie weet hoe mijn loopbaan eruit had gezien als ik niet zoveel pech had gehad. Ik blijf er niet te lang bij stilstaan, want dat is zinloos.’
Ben je ooit bang geweest dat je vroegtijdig moest stoppen met profvoetbal?
‘Nee, ben je gek!? Ik ben altijd positief gebleven. Zozeer dat andere mensen zich erover verbaasden. Ik denk dat het mijn herstel heeft bevorderd dat ik zo optimistisch ben blijven denken. Als je jezelf thuis gaat opsluiten en vreest voor het ergste, schiet je daar niets mee op. Dat past ook niet bij me. Ik raak niet zo snel onder de indruk van iets, blijf altijd nuchter. Andere mensen hadden daar meer moeite mee, merkte ik. Soms bekeek ik supporterssites en las dan reacties als: Die Zonneveld komt nooit meer terug, die kunnen we afschrijven. Diezelfde mensen schreeuwen nu dat de club er alles aan moet doen mij in Breda te houden. Zo snel kan het gaan. In het voetbal ben je de ene dag een held, de andere dag de schlemiel.’
Spookt de angst voor een nieuwe blessure nog door je hoofd?
‘Nee, die angst heb ik nooit gekend. Ook niet toen ik net terug was. Ik voel me helemaal fit en heb dit seizoen nog niet één keer ergens last van gehad.’
En je bent terug op je oude niveau.
‘Het gaat inderdaad erg goed, al kan het altijd beter. Ik speel constant en heb al zes keer gescoord, meer dan ooit tevoren. Ik ben weer de Mike van vóór de blessures. Sterker nog, dit is mijn beste seizoen tot nu toe.’
Ook NAC lijkt weer de oude. Vorig seizoen vocht de club nog tegen degradatie, nu strijden jullie om Europees voetbal. Hoe verklaar je dat enorme verschil?
‘Dat zit vooral in de opstelling. Als je de namen naast elkaar legt, hebben we dit seizoen bijna een compleet ander elftal dan vorig jaar. Niet dat we toen slechtere spelers hadden, integendeel. Op papier hadden we waarschijnlijk een betere ploeg dan nu. Ik herinner me nog een foto in De Telegraaf, vóór afgelopen seizoen, met daarop alle nieuwelingen. Een indrukwekkende lijst, de verwachtingen waren enorm. NAC zou een aanval gaan doen op de topvijf, was de overtuiging. Maar we gingen volledig de andere kant op. De trainerswissels, het gezeik rond Pierre van Hooijdonk, blessures, schorsingen, noem maar op. Dit seizoen is er rust, dat is heel belangrijk .De nieuwe spelers passen bij de club en in het elftal. Trainer Ernie Brandts heeft een prettige werksfeer gecreëerd en zet de juiste mensen op de juiste plaats. De spelers krijgen vertrouwen van hem en van elkaar, dat zie je terug tijdens de wedstrijden. Wij hebben dit seizoen opvallend vaak gescoord in de laatste minuten, dat is typerend. We voelen ons sterk en hebben geloof in een goede afloop, ondanks de nederlaag van afgelopen zondag tegen AZ. Aan de andere kant geeft het meteen weer aan hoe relatief de voetballerij is. Stel dat wij die goals in de slotfase níét hadden gemaakt, dan zouden we nu zeker tien punten minder hebben. Dan had je de mensen moeten horen... De lijn tussen succes en teleurstelling is flinterdun. Gelukkig staan wij dit seizoen aan de goede kant van de streep.’
Met Van Hooijdonk en later Leonardo in het elftal waren jullie prestaties een stuk minder. Is de spelersgroep van NAC niet bestand tegen grote ego’s?
‘Ik begrijp dat mensen dat soort verbanden gaan leggen, maar ik denk dat er vooral sprake is van toeval. Ook vorig seizoen was de sfeer goed en vormden we een hecht collectief. Ik vond het prettig met Pierre en Leo samen te werken en weet bijna zeker dat de rest van de spelers daar niet anders over denkt. Het beeld dat van die twee jongens is gecreëerd, klopt van geen kant. Leonardo deed wel eens gekke dingen, maar ik kon nooit boos worden op hem. Hij is echt een knuffelbeer, een leuke gozer en een goed mens. Zijn vervanger Glen Salmon is meer een teamspeler, maar dat was Van Hooijdonk ook. Dat zíjn terugkeer bij NAC vervelend afliep, heeft me pijn gedaan. Ik heb Pierre leren kennen als een vriendelijke, behulpzame en aardige gozer. Dat hij niet lekker aan het voetballen kwam bij ons lag niet alleen aan hemzelf, maar ook aan de rest van het team. Door mijn blessure heb ik nauwelijks met Pierre kunnen samenspelen. Daar baal ik van.’
Wanneer had je door dat dit wél een goed seizoen kon worden?
‘Rond de winterstop bleven we acht competitiewedstrijden op rij ongeslagen. De tweede in die serie, thuis tegen Excelsior, was het grote omslagpunt. Na acht minuten verloren we Leonardo met een rode kaart en niet veel later kwamen we op achterstand. Onze kansen leken verkeken. Maar we bleven vechten en wonnen toch nog met 2-1. Die veerkracht gaf ons heel veel vertrouwen.’
Is die vechtlust jullie voornaamste kwaliteit dit seizoen?
‘Dat denk ik wel. We kunnen best aardig voetballen, maar de basis is dat iedereen voor elkaar door het vuur gaat. Bij ons werkt elke speler zich drie slagen in de rondte. Dat is de kracht, maar tegelijkertijd ook de zwakte van dit team. Als er één of twee spelers even niet meedoen, is de ketting doorbroken en kunnen we van iedereen verliezen.’
De prestaties zijn prima, maar het ouderwetse spektakel is nog niet terug in Breda. In de ranglijst van de amusementswaarde scoort NAC bedroevend laag.
‘Je kunt over ons inderdaad niet zeggen: Goh, wát een voetbal, de ene mooie aanval na de andere. We proberen in eigen huis wel snel druk te zetten, maar spelen niet vol op de aanval. Als we dat wél doen, worden we waarschijnlijk geslacht. Laatst speelden we uit tegen SC Heerenveen, gingen we ook aanvallen. Nou, we werden compleet weggespeeld op de counter. Wij moeten het dit seizoen hebben van compact spel. We voetballen heel gesloten, de linies kort op elkaar, en zijn op die manier heel lastig te bespelen voor elke tegenstander. Ons doel is in eerste instantie de nul te houden en er dan uit de counter stiekem een balletje in te prikken aan de overkant.’
Wie is de leider in jullie spelersgroep?
‘Die hebben we niet. We zijn allemaal gelijk, er steekt niet echt iemand bovenuit die het voortouw neemt op het veld of in de kleedkamer. Zo’n speler kunnen we wél gebruiken. Met iemand die duidelijk de lijnen uitzet zouden we nog sterker zijn.’
Volgens Ernie Brandts moet jij jezelf op dat vlak verbeteren. Gezien je kwaliteiten laat je je volgens hem veel te weinig gelden in de groep.
‘Dat hoor ik al vanaf mijn negentiende. Johan Neeskens heeft me bij NEC ook vaak erop aangesproken. Maar het zit gewoon niet in me heel nadrukkelijk te coachen. Soms probeer ik het wel, maar als het geforceerd gebeurt heeft het geen zin. Dan komt de boodschap niet over. Als ik nu ineens al mijn medespelers op hun plaats ga zetten, jij hier en jij daar, dan denken de jongens dat ik iets verkeerds heb gegeten. Je hebt in het leven nu eenmaal leiderstypes en mensen die daar een beetje achteraan huppelen. Ik behoor tot die laatste categorie. Ik heb liever dat mensen mij vertellen wat ik moet doen, dan dat ik zelf alles moet regelen. Onder vrienden ben ik niet anders. Als we bijvoorbeeld overleggen waar we zullen gaan eten, zijn er altijd jongens die direct hun mening geven. “We gaan daar naartoe!”, roept de een dan. “Nee, ik wil ergens anders gaan eten!”, schreeuwt de ander. Ik hoor het allemaal aan en hou gewoon mijn mond. Wat kan mij het verrotten waar we gaan eten?, denk ik dan.’
Het contrast met de voetballer Mike Zonneveld is groot. Op het veld hou je je níét bepaald afzijdig.
‘Buiten de lijnen ben ik best verlegen, erbinnen heb ik daar geen last van. Niet dat ik bewust een knop omzet, het gebeurt gewoon. Als ik voetbal, denk ik alleen maar aan mijn best doen en winnen.’
Daarbij kijk je niet op een kaart meer of minder. De teller staat dit seizoen alweer op zeven gele en één rode. Een probleem?
‘Die kaarten komen vaak voort uit frustratie. Dan trap ik na een fluitsignaal nog even tegen de bal, tegen FC Utrecht slóég ik ’m zelfs weg uit boosheid. Als het niet loopt bij ons, dan trek ik me dat erg aan en probeer ik de rest op de een of andere manier wakker te schudden. Soms ook met een harde tackle. Maar veel schiet ik er niet mee op, die kaarten zijn bijna altijd zinloos. Ik heb de trainer beloofd dat ik iets probeer te dimmen met het maken van onnodige overtredingen.’
Drie jaar geleden haalde NAC je voor de positie van controlerende middenvelder, maar daar speel je nooit meer.
‘In begin nog wel, onder Ton Lokhoff. Maar na mijn blessure was het systeem veranderd en werd ik meestal opgesteld als linkshalf of linksback. Dit seizoen spelen we met een aanvallende middenvelder, dus bestaat de positie waarvoor ik ben gehaald niet eens meer. Mijn toekomst ligt in de as, daar kom ik het best tot mijn recht, maar tot die tijd speel ik zonder zeuren waar de trainer me neerzet. Al moet ik rechtsback staan, wat zal ik me daar druk om maken? Ik ben niet zo moeilijk. Andere spelers maken zich druk over de gekste dingen, ik niet. Misschien doordat ik uit Noordwijk kom, waar de mensen meestal nuchter zijn. Daarbij heb ik door al mijn blessureleed alleen nog maar beter leren relativeren. Ik ben anders dan andere voetballers.’
In welk opzicht?
‘Na een nederlaag bijvoorbeeld, dan zie ik jongens soms wel een half uur met hun handen voor hun ogen zitten. Een ander gaat meteen onder de douche en naar huis. Ik doe normaal. Natuurlijk baal ik ook als we hebben verloren door eigen fouten, maar zie er niet het nut in zo overdreven te reageren. Ik heb het idee dat spelers vaak acteren om zo de publiciteit te halen of in de smaak te vallen bij de supporters. De voetballerij is een schijnwereld. Ik vind het bijvoorbeeld verschrikkelijk hoe sommige spelers juichen. Vorig seizoen scoorde Edgar Barreto van NEC eens uit een vrije trap, waarna hij als een gek allerlei gebaren begon te maken. Riep die commentator: “Deze jongen heeft echt hart voor de zaak en plezier in het spelletje!” Ik dacht: Hou eens gauw op!” Als ik scoor steek ik één vinger in de lucht, maar ik ben net zo blij als een ander. Daarvoor hoef ik toch niet zo belachelijk te doen? Spelers doen zich vaak voor zoals mensen dat graag willen horen of zien. Daar doe ik niet aan mee, althans niet bewust.’
Wanneer is dit seizoen voor jou geslaagd?
‘Dat punt is al bereikt. Op persoonlijk vlak omdat ik zoveel wedstrijden op hoog niveau en blessurevrij heb kunnen spelen. En de club presteert boven ieders verwachting. We kunnen nog altijd bij de eerste negen eindigen en staan bovendien in de halve finale om de beker. Dit seizoen kan al niet meer stuk, het kan alleen nog maar mooier. Als we de play-offs halen, is dat de slagroom op de taart. Het is niet reëel Europees voetbal te verwachten van NAC, als je bedenkt wat hier de afgelopen jaren allemaal is gebeurd. Maar we zijn niet kansloos. Met Ajax, Roda JC en FC Twente als laatste tegenstanders hebben we een lastig programma, maar ik zie ons nog wel voor een verrassing zorgen. De kans dat we bij de eerste negen eindigen schat ik fifty-fifty. Stel dat het niet lukt en we worden twaalfde, dan hebben we het nog altijd goed gedaan in vergelijking met vorig seizoen.’
En dan kun je in theorie ook nog de bekerfinale halen.
‘Nou, het wordt lastig AZ in Alkmaar te verslaan. Op de openingsdag van het seizoen verloren we daar met 8-1 en afgelopen zondag met 4-1 in Breda. Maar die uitslagen geven een vertekend beeld, bij vlagen hebben wij beide keren goed tegenspel geboden. We hebben FC Twente en PSV ook al verslagen in het bekertoernooi, dus waarom zouden we kansloos zijn tegen AZ? De beuk erin volgende week. Dit is voor ons een unieke kans de bekerfinale te bereiken, als we één wedstrijd winnen staan we in De Kuip.’
NAC wil snel met jou over je toekomst praten. Hoe ga je die gesprekken in?
‘Ernie Brandts en technisch directeur Earnest Stewart hebben me al laten weten dat NAC graag door wil met mij. Deze week praten we daar verder over. Het feit dat mijn zaakwaarnemer Edwin Olde Riekerink en ik aanschuiven, geeft al aan dat we in elk geval willen luisteren naar wat NAC te vertellen heeft. Maar ik weet nog niet precies wat ik wil. Ik heb het hier ontzettend naar mijn zin. Het is een warme, gezellige club, waar ik lekker mezelf kan zijn. Ik heb contact met iedereen, van de supporters tot en met de mensen op de administratie. Breda is ook een leuke stad, ik woon er met veel plezier. Al die dingen wil ik niet zomaar inruilen. Alleen voor een club uit de topvier of een aantrekkelijke aanbieding uit het buitenland zou ik NAC willen verlaten. Een subtopper hoeft bij mij niet aan te kloppen.’
Dus FC Twente, dat je zou volgen, hoeft zich geen illusies te maken?
‘Hoezo, Twente staat nu toch bij de bovenste vier? Oké, die club hangt een beetje tussen top en subtop in. Sluit ik niet uit. Ik weet trouwens niets van die interesse. Er is volgens mijn zaakwaarnemer wel wat gerommel, maar niets concreet.’
Ook de vermeende belangstelling van PSV niet?
‘Nee, ik hoorde laatst van mijn moeder - of was het mijn zus? - dat op Tien werd gemeld dat PSV me zou volgen. Leuk, meer niet. Ik laat me er niet gek door maken. Ik denk wel dat ik klaar ben voor een stap hogerop, maar of dat ook echt zo is moet in de praktijk blijken. Laat die Nederlandse topclubs de gok maar eens wagen. Gebeurt dat niet, dan blijf ik met alle liefde nog een tijdje in Breda voetballen.’
Voel jij je na alle blessureperikelen moreel verplicht NAC nog even trouw te blijven?
‘Ik weet dat een aantal supporters dat van me verwacht, maar ik vind het een naïeve gedachte. Natuurlijk heeft NAC mijn salaris keurig doorbetaald toen ik geblesseerd was, maar zo is het nu eenmaal geregeld. Heerenveen zou hetzelfde hebben gedaan. En ik heb er zelf toch ook niet voor gekozen al die wedstrijden te moeten missen?’