VI PRO duidt in een zevendelige serie de laatste EK-trends. In de vierde editie: waarom spelmakers tegenwoordig op een andere positie op het middenveld staan.
In Italië is de nummer 10 heilig. Roberto Mancini is zo gefascineerd door deze positie dat hij in 2001 de trainerscursus afsluit met een scriptie over dit onderwerp. Mancini is op dat moment al bezorgd over de toekomst van de klassieke spelmaker. 'In de jaren negentig raakte de rol in een crisis: coaches offerden vaak de historische figuur van de "nummer 10" op vanwege de noodzaak om de balans van het team te behouden', schrijft hij. 'Het is moeilijk te begrijpen of een dergelijke keuze – die leidde tot een paar jaar speculatief en gespierd voetbal – werd ingegeven door theoretische redenen of door het gebrek aan ‘getalenteerde spelers’.'
Mancini constateert op dat moment een heropleving van de nummer 10. Hij hoopt dat de toekomst ligt in een meer dynamische invulling van die positie, met atletische spelers als Zidane, Rui Costa en Rivaldo. 'Doordat de nieuwe trequartista's fysiek sterker zijn, kunnen zij compenseren voor de verminderde tijd en ruimte om de bal te spelen.'
Mancini ziet op dat moment nog niet wat twintig jaar later de oplossing blijkt. De spelmaker in het voetbal is naar achteren geschoven. Naar een positie waar nog wél tijd en ruimte is voor creativiteit.
Zoals PSV-directeur Earnest Stewart stelt: 'Een van de dingen die Peter Bosz en ik gemeen hebben, is dat we de nummer 6 als de nieuwe nummer 10 in het voetbal zien. Jerdy Schouten beheerst de tijd die hij heeft, hij ziet de dingen goed om zich heen en hij kan mensen inspelen tussen de linies door. Daar is hij echt heel goed in.'