Na de ontnuchtering in Parijs en de knock-out in Turijn volgde vorige maand de totale ontmaskering in Madrid. Barcelona is zijn magie kwijt. De hoop is gevestigd op een trainer die iets van de oude glorie moet herstellen. En op Lionel Messi natuurlijk.
Drie spelers uit dezelfde academie op het podium van de Gouden Bal. In Barcelona zal 2010 niet snel worden vergeten. Het was het kroningsjaar van La Masía. De ultieme bevestiging dat de beste voetbalfabriek op aarde van Catalaanse makelij was. Lionel Messi, Andrés Iniesta en Xavi waren de gezichten van die dominantie. De academie was de kurk waar de club op dreef. Leek het toch.
Het begon met een idee. Je kunt dat het dna van Barcelona noemen. De teams waaruit Iniesta, Messi, Sergio Busquets en Gérard Piqué voortkwamen, voetbalden niet om te winnen. Ze wonnen omdat ze voetbalden.
De magie van Barcelona zat niet in de benen, maar in het hoofd. Een positiespel verpakt in een puzzel van passes. Tik-tak, tik-tak. Er werd een web gespannen waarin tegenstanders verstrikt raakten. Wie zijn best deed kon het spel met de ogen dicht volgen. Het voetbal van Barcelona had een bepaald geluid. Net als het ruisen van de zee. Een ritme dat ontstond uit de opeenvolging van driehoekjes. Tik-tak, tik-tak. Het grote Barcelona was het Barcelona van de middenvelders. Het Barcelona van de eeuwige rondo. Met als onderliggende logica een uitspraak van Johan Cruijff: ‘Als wij de bal hebben, kan de tegenstander niet scoren.’