Speciaal voor deze periode zijn we in ons rijke archief gedoken en vonden we de mooiste verhalen die rond de Feestdagen werden gepubliceerd. In deze aflevering, uit december 2011: Jan Boskamp vertelt zijn ruige levensverhaal, getekend door de dood van zijn Jenny. ‘Ik zat heel dicht bij die warme bakker.’
Ook als hij zich in sappig Frans meldt bij de gérant van het restaurant is het alsof we in Rotterdam zijn. Zijn dialect is onmiskenbaar, zijn taal bonkig en barok. ‘Kom, we gaan in de stad wat eten’, had Boskamp (63) gezegd toen bleek dat het cafetaria in het Koning Boudewijnstadion gesloten was. ‘Ik weet een plek waar ze een mooie visschotel hebben.’
‘Als ik het voetbal niet had gehad, was ik helemaal verloren gelopen. Dan had ik het niet geweten’
Eten is zijn tweede hobby, zal hij later bekennen. Zijn grootste liefde is Feyenoord. Het is nog maar kort geleden dat Boskamp de wedstrijd tegen PSV bezocht. ‘Met twee van mijn zoons, lekker tussen de mensen staan springen. Ik vind het geweldig hoe die gasten daarin opgaan, daar geniet ik van. Nee joh, ik kom nooit op de eretribune. Gek.’
Zijn hele leven is gekleurd door dat ene woord. ‘Ik heb nooit iets anders gekend. Mijn vader was suppoost in De Kuip. Ik mocht mee toen ik een jaar of vier was. Ging ik in een hoekie zitten, waar nog een plaatsje vrij was. Kroketten kanen en als ze dan verloren, kwam het eruit. Dan moest ik spugen van de ellende. Dat is nooit weggegaan. Elk jaar moet ik minimaal drie of vier keer naar die Kuip. Vraag me niet waarom, het moet gewoon.’