Voor VI's Peter Wekking was 2017 het jaar van Peter Bosz. Hoe hij Ajax en zichzelf in de Europa League op de kaart zette, de stap naar Borussia Dortmund maakte, een flitsende start beleefde en daar met zijn visie verdronk in de rauwe realiteit van professioneel voetbal.
Het was een lome avond in mei en voor even voelde het alsof de Olympus in Stockholm lag. Trots en toch ook wel een tikje soeverein keek Peter Bosz over het veld van eer dat aan zijn voeten lag. Voor het eerst sinds 21 jaar stond Ajax weer eens in een Europese finale, Holland sprak een woordje mee en al was het nog op fluistertoon, dat had hij toch maar mooi geflikt.
De aanloop was moeizaam geweest. Als trainer met een Feyenoord-verleden waande Bosz zich aanvankelijk een Fremdkörper in Amsterdam. Eentje die zich dubbel diende te bewijzen. Eentje ook, die zich dubbel diende te verweren bij de kritiek die bij een ongeduldige club als Ajax altijd wel een keer zou komen. Ook vervelend: Hakim Ziyech, de ras-voetballer die voetballen zo gemakkelijk maakt, was hem pas ter hand gesteld toen de competitie al was begonnen. Maar uiteindelijk was Peter Bosz dan toch de coach geworden die Ajax iets van zijn glorie teruggaf.
Iets. Manchester United won de Europa League-finale in Stockholm met 2-0 en het leek niemand in de Lage Landen echt te deren. Alsof we ons hebben verzoend met het onvermijdelijke en de gedachte van Olympia hebben verinnerlijkt. Omdat winnen niet meer kan, is meedoen al mooi. Die treurnis.