Arie Schans (71) is waarschijnlijk de enige Nederlander die dagelijks de krant van Bhutan leest. Het is het gevolg van een van zijn vele wonderbaarlijke klussen in het buitenland. Schans werkte jarenlang in Japan, maakte een wedstrijd mee midden in het Himalayagebergte en had mooie jobs in landen als Mozambique, Namibië en China. Hij neemt ons mee op zijn bijzondere reis.
‘Mijn trainersavontuur begon al rond mijn 21ste als assistent bij FC Wageningen. Ik was daarvoor een redelijke verdediger bij vv Veenendaal, maar absoluut geen topper. Op een gegeven moment werd ik wel uitgenodigd voor een proefwedstrijd bij Wageningen. De club gaf me ook de mogelijkheid om assistent-trainer te worden. Als jonge snuiter koos ik op dat moment niet voor mijn spelerscarrière, maar zette ik al in op een loopbaan als trainer.'
‘Even later werd ik daar de assistent van hoofdtrainer Fritz Korbach. Ik heb ontzettend veel van hem geleerd, maar daarnaast ook ongelooflijk vaak om hem gelachen. Die man was werkelijk uniek en op de terugweg in de auto had ik regelmatig nog tranen in mijn ogen van het lachen. Ik vergeet nooit meer dat we weleens werden gefloten door Henk van Dijken. Hij was destijds een van de weinige kale scheidsrechters. Als die man dan onterecht floot voor buitenspel, riep Fritz altijd: “Hey kale, hangt het haar voor je ogen?”'
‘In die jaren daarna werkte ik bij verschillende amateurclubs uit de regio en tussendoor ben ik ook nog even hoofdtrainer van Wageningen geweest. Daarnaast werkte ik als KNVB-docent en op die manier ontving ik iedere maand een bulletin met laatste nieuwtjes, nieuwe oefenvormen en advertenties. Ik bladerde erdoorheen en zag ineens dat een Japanse universiteit een trainer zocht. Ik zat aan tafel en zei tegen mijn vrouw en dochter: Zal ik daar eens solliciteren? Ze begonnen te lachen en zeiden: “Dat durf je toch niet!” Ze dachten: Een jongen uit een boerendorpje gaat heus niet naar Japan toe. Nou, zes weken later zat ik in Yokohama.’
‘Al snel bleek dat ik in een heel andere wereld terecht was gekomen. In mijn contract stond dat ik een compleet gemeubileerd appartement zou krijgen, maar in de praktijk was dat net even anders. Eenmaal bij mijn appartement lagen er alleen twee kussens en een matje. Dat was alles. Dus ik wees naar mijn contract, maar ze gaven aan dat dit een gemeubileerd appartement in Japanse stijl was. Daar kon ik meteen wel om lachen.’
‘Er stond ook in mijn contract dat ik twee assistent-trainers zou krijgen die uitstekend Engels spraken. Maar die jongens konden in werkelijkheid alleen maar good morning zeggen. Uiteindelijk lukte het ons om een soort eigen taal te ontwikkelen, waardoor we er met handen en voeten altijd uitkwamen. Op een dag was mijn studerende dochter op visite, die veel beter Engels sprak dan ik. Ze sprak tegen zo’n assistent en toen vroeg hij aan mij: “Arie, wat zegt ze?” Het goede Engels van mijn dochter kon hij niet verstaan, maar uiteindelijk dat middelbare-schoolniveau van mij wel.’
'Ik was Veenendaal gewend met veertigduizend inwoners en nu stond ik ineens op het Shibuya-kruispunt, waar dagelijks drie miljoen mensen oversteken'
‘De jongens op de universiteit waren overdag bezig met hun studies, waardoor ik meestal alleen tussen vijf en acht training kon geven. Daarvoor en op mijn vrije dagen had ik alle tijd om het land te ontdekken. Omdat in die tijd bijna niemand Engels sprak in Japan, pakte ik dat heel voorzichtig aan. Vaak nam ik de trein en ging ik één station verder. Dan liep ik daar een beetje rond en pakte ik de trein aan de andere kant van het spoor weer terug. Dat voerde ik steeds verder op, tot ik uiteindelijk in het centrum van Tokyo terechtkwam. Ik was Veenendaal gewend met veertigduizend inwoners en nu stond ik ineens op het Shibuya-kruispunt, waar dagelijks drie miljoen mensen oversteken. Ik wist niet wat ik meemaakte, zo veel mensen in een zwart pak met een stropdas. Ik ben letterlijk even met mijn rug tegen de muur gaan staan. Ik dacht alleen maar: Hoe kom ik ooit weer terug in mijn appartementje?’
‘Hoewel het bij vlagen flink wennen was aan een compleet andere cultuur, had ik het wel direct fantastisch naar mijn zin. Op een gegeven moment waren de zes maanden van mijn contract bijna voorbij en wist ik niet wat er verder zou gaan gebeuren. Op een van mijn laatste dagen nodigde de professor van die universiteit me uit voor een etentje. Er werd die avond over van alles en nog wat gesproken, maar niet over mijn verbintenis. Dit was het dan, dacht ik. Maar uiteindelijk werd ik thuis afgezet met de auto en ging het raampje naar beneden: “Arie, volgend jaar een contract voor tien maanden! En je krijgt er tien procent bij!”’
‘Uiteindelijk ben ik vijf jaar als trainer op die universiteit blijven werken. Daarna ging ik terug naar Holland, omdat ik het gevoel kreeg dat anders iedereen in de Nederlandse amateurwereld Arie Schans zou vergeten. Ik ging daarnaast ook weer aan de slag als docent voetbalopleidingen. Daar kwamen steeds mooie jobs in het buitenland uit voort. Op een dag vroegen ze bij de KNVB: “Arie, heb jij interesse om bondscoach van Bhutan te worden?” Ik antwoordde: Dat vind ik harstikke leuk, maar waar ligt dat eigenlijk?’