Voor Louis van Gaal vormde het WK 2014 de ultieme revanche. Op zijn criticasters na zijn eerste periode als bondscoach én op zichzelf. Hoe Oranje in Brazilië alle verwachtingen overtrof.
Wat voorafging
Het komt niet vaak voor, dat topvoetballers aan journalisten opheldering vragen over hun eigen coach. In Dublin gebeurde het, op 1 september 2001. Op Lansdowne Road had Louis van Gaal, vlak na de openingsgoal van Jason McAteer, een onbegrijpelijke wissel doorgevoerd: uitblinker Marc Overmars eruit, Giovanni van Bronckhorst erin. Eerder al was centrumspits Jimmy Floyd Hasselbaink ingebracht als vleugelaanvaller. Niemand die het begreep, de spelers incluis. Na afloop van het alles-of-niets-duel met Ierland stond de verbijstering op hun gezichten geschreven.
In de catacomben mompelde Overmars over zijn wissel: ‘De trainer zal er wel een bedoeling mee hebben gehad. Welke? Geen idee.’ Patrick Kluivert draaide in de mixed zone de rollen om en stelde zelf een vraag: ‘Weet jij misschien welke gedachte er achter die wissels zat? Nee, ik ook niet.’ Jaap Stam kwam informeren of Van Gaal zijn aanpak al had toegelicht op de persconferentie. En Frank Stapleton, oud- spits van Arsenal, Manchester United en Ajax en 71-voudig Ierland-international, had een verzoek: ‘Wil je jullie bondscoach namens mij en het hele Ierse volk bedanken voor zijn wisselbeleid?’