Zestiende landstitel Inter heeft eindelijk weer wat glans
Internazionale was een vertrouwd gezicht op de eerste plaats van de Serie A. De kampioen van Italië stond al vanaf de zesde speeldag bovenaan.
Na zeven minuten in het duel met het door de voormalige Inter-doelman Walter Zenga getrainde Catania, leek AS Roma via een goal van Mirko Vucinic toch nog op weg naar de eerste titel voor de Romeinse club sinds 2001. Zéker toen Inter moeite bleef houden met Parma. Onwillekeurig werd in Milanese kringen teruggedacht aan 5 mei 2002, toen de grootmacht uit Milaan op de slotdag het nationale kampioenschap aan Juventus verspeelde.
Op het moment dat de wanhoop nabij was voor de Nerazzurri, bracht Roberto Mancini de van een knieblessure herstelde Zlatan Ibrahimovic in het veld. De voormalige Ajacied maakte het verschil. Met twee doelpunten stelde hij de derde achtereenvolgende titel op rij voor Inter veilig.
De Zweed miste twaalf van de 38 competitieduels, maar werd niettemin clubtopscorer met zeventien goals. Hij wordt gevolgd door voormalig Feyenoorder Julio Cruz, die in 28 duels tot een productie van dertien goals kwam. Inter had overigens geen spelers bij de beste drie: Alessandro del Piero (Juventus, 21), David Trezeguet (Juventus, 20) en Marco Borriello (Genoa, 19).
Dit kampioenschap vertoont eindelijk wat meer glans dan de titels van 2006 en 2007. In 2006 eindigde de club uit Milaan als derde. Vanwege het omvangrijke omkoopschandaal in Italië, kreeg Inter de scudetto cadeau van de Italiaanse voetbalbond. In het seizoen 2006/07 ontbrak Juventus op het hoogste niveau als gevolg van het omkoopschandaal.
Inter kende dit seizoen ook mindere momenten. In de Champions League werd de weg naar succes versperd door Liverpool. Mancini kondigde meteen zijn ontslag na de zojuist beëindigde jaargang aan, maar trok dat een paar dagen later weer in na een gesprek met Inter-preses Massimo Moratti.
Nu circuleerde trouwens het gerucht dat Mancini alsnog zou vertrekken. Moratti: 'Iedereen kan gerust zijn: Roberto blíjft.' Maar het was op z'n minst opvallend dat de trainer van de nieuwe kampioen van Italië weigerde de media te woord te staan. Gretige televisieploegen mochten bovendien Inters kleedkamer in het Ennio Tardini van Parma niet betreden. In februari was er nog een comfortabele voorsprong van elf punten, maar het niet verzilveren van matchpoints tegen stadgenoot AC Milan (nederlaag) en het bescheiden Siena (gelijkspel), gaf AS Roma weer hoop en maakte de finish in de Serie A toch nog spectaculair.
De ploeg van trainer Roberto Mancini won thuis vijftien duels, en kwam in uitwedstrijden tot tien zeges. Tien keer werd gelijkgespeeld, waarvan zeven keer uit. Slechts drie keer verloor de titelhouder, waarvan één wedstrijd in het eigen Giuseppe Meazza-stadion.
De doelcijfers zijn zeer Italiaans: in 38 duels maakte de ploeg niet meer dan 69 doelpunten; de nummers twee en drie, AS Roma en Juventus (beiden 72), scoorden vaker. Marco Materazzi en de zijnen kregen 26 goals tegengoals te verwerken. De rivalen uit Rome en Turijn incasseerden 37 tegentreffers.
Nog meer cijfers: Mancini gebruikte voor de hernieuwde titel 28 spelers. Middenvelder Javier Zanetti is de enige die in álle wedstrijden aan de start verscheen. De Argentijn was zeer voldaan met de zestiende landstitel: 'Iedereen wilde dat AS Roma kampioen zou worden. Dit is ons antwoord.'
Ook Júlio César (35), Esteban Cambiasso (33), ex-Ajacied Maxwell (32), Maicon (31), Julio Cruz (28), David Suazo (27), Zlatan Ibrahimovic en, óók al een voormalig Ajacied, Cristian Chivu (beiden 26), waren veel geziene gezichten bij de favoriete elf van Mancini.
Met de derde Italiaanse titel op rij heeft Inter zich geschaard bij een select gezelschap dat drie keer op rij de sterkste van het land werd. De andere drie clubs die dat trio ook realiseerden waren Juventus, Torino en Milan. Daarmee wordt de geldende hegemonie nog maar eens bevestigd: het voetbal draait in Italië in de eerste plaats om Turijn en Milaan.