Ajax beleefde in Eindhoven de ultieme vernedering en daarmee een symbolisch slotstuk van een dramatisch voetbaljaar. Opnieuw chagrijn en teleurstelling in Amsterdam, wederom een seizoen zonder prijs. Structureel wanbeleid heerst in de hoofdstad, maar wie grijpt er in?
De totale ontmaskering. In negentig minuten tijd kwam een inktzwart en dramatisch voetbalseizoen van Ajax afgelopen zondag in Eindhoven aan het oppervlak. Uitgerekend in de kampioenswedstrijd van PSV, na een week waarin alles en iedereen in Amsterdam zich bezig hield met spierballentaal. Het bleef bij woorden. Op het moment dat de bal rolde, straalde Ajax bovenal hopeloosheid uit. Alweer. Het is al lang niet meer een incident. De volle bankrekening ten spijt, de sportieve armoede heeft van de club een kwetsbaar en dolend geheel gemaakt. Ajax zit vastgeroest in zijn eigen vicieuze cirkel, vol machtsspelletjes, met als rode draad dat er van een succesvolle koers of een visie met perspectief al geruime tijd geen sprake meer is.
ZWALKENDE ALGEMEEN DIRECTEUR
Daar stond hij dan, op een lenteavond in Amsterdam. Enkele uren eerder had Edwin van der Sar in Eindhoven vanaf de tribune de wanvertoning van Ajax aanschouwd. Eenmaal terug in de hoofdstad stond een grote groep supporters klaar om tekst en uitleg te eisen. Eerst van de spelers, op het moment dat zij bij de Johan Cruijff Arena terugkeerden en vervolgens van Van der Sar zelf. De algemeen directeur dook allerminst weg en stond de fans te woord, maar tot hoopvolle antwoorden kwam het niet. Dat kon ook niet. Daarvoor is er te veel gebeurd, daarvoor heeft Van der Sar te weinig krediet meer.