Zondag zat ik tijdens PSV-Ajax in de auto. Eerst was dat vreemd. Voor de televisie voel ik mij door de voorbeschouwingen en het geluid uit een supportersvak verbonden met de wedstrijd. Lekker een uur lang de bekende analyses, een wezenloos gesprek achter een wezenloos snel op het veld gezet plastic presentatiebureautje, met een wezenloze trainer die zegt dat ze er alles aan gaan doen om de wedstrijd te winnen, sfeerbeelden rond het stadion, daarna invasiemuziek, gedoe met vlaggen, huilende kinderen in de spelerstunnel omdat ze niet hand in hand met de keeper het veld op willen lopen en dan eindelijk de verlossende woorden: ‘We zijn begonnen.’
Thuis zag ik, twee uur voor de aftrap, alleen een kort sfeerbeeld met Hélène Hendriks. Om onduidelijke redenen stond ze naast iets wat leek op een onderdeel uit Ter land, ter zee en in de lucht. Ze wachtte even met praten om een moddervette jongen van een glijbaan in een bad met water te laten laten glijden. Daar moest Hélène erg om lachen. Daarna vertelde ze dat PSV - Ajax een heel fijne wedstrijd zou worden.
Tien minuten voor het einde van het duel FC Emmen - Feyenoord stapte ik in mijn auto en zette ik de radio aan. Ik dacht aan Jan Boskamp, die twee dagen eerder nog was gedold door René van der Gijp. Hij dacht dat Emmen zou winnen. Meteen een keiharde beuk op zijn schouder van de goedaardige reus die ooit heel slecht een kabouter acteerde. Kon niet, Feyenoord verliezen van Emmen.
Tot in de de laatste milliseconde van de wedstrijd stond Feyenoord 3-2 achter. Het was heerlijk het eind van het duel op de radio te horen. Beter dan op de televisie. Daar gaan je eigen ogen met je aan de haal. Ga ik toch weer steeds naar een of ander spandoek zitten kijken, of ik constateer dat de trainer bruine schoenen aan heeft. Ik ben een meester in zinloos kijken.